“Ontmoet me maar in mijn hotel”, had Max gezegd. Mijn hotel? Hoezo hotel? We gingen toch een stadswandeling maken met een dakloze door zijn Groningen? Langs de containers op het station waar hij eten uitvist, langs de plek waar hij noodgedwongen in de regen slaapt.
Een hotel hadden we echter niet bedacht. “Ik heb wel meer dingen die je niet bij een dakloze verwacht”, had Max breed gelachen toen hij ons op die koude novembermorgen niet ver van het hotel had opgewacht. Een arm in het gips.
Op stap met een dakloze in Groningen
Uitgegleden toen hij op de Grote Markt broodjes had uitgedeeld aan andere daklozen. We lopen samen naar een wat smoezelig hotel niet ver van het Groningse Red Light district. De overnachting blijkt een kadootje van een weldoener. Het zit zo: Max (59) is te ziek om nog langer in parken of op bankjes te slapen.
Dat had de dokter hem verteld toen hij afgelopen week in het ziekenhuis lag. Duivenmelkersziekte heeft zich in zijn longen genesteld. Maar ja, de dokter kan het leuk vertellen, Max heeft geen huis. Al zes jaar niet, sinds de belasting beslag op zijn huis en inboedel legde. Sinds hij in een depressie gleed en vrouw en kind kwijtraakte.
Catch 22
Hij wil wel een huis. Maar het leven voor Max is Catch 22. Voor een huis heb je een uitkering nodig. Voor een uitkering, heb je een vaste verblijfplaats nodig. Daar is een mouw aan te passen als je vijf aaneengesloten nachten in de nachtopvang slaapt.
Die kost 5,70 euro per nacht. Veel geld voor iemand die van 1,75 euro dag leeft en geen inkomen heeft en niet wil stelen en niet mag bedelen.
Sinds een jaar, nu hij rondleidingen geeft, is die 5,70 niet onoverkomelijk meer, maar hij wil niet slapen in de nachtopvang. “Teveel prikkels, ik kan er niet tegen met drie andere mannen, veelal zwaar verslaafd, op een kamer te liggen.”
Op het landelijke LPB –congres over wijkgericht werken, dat in Groningen plaats vond, had Max het de ambtenaren allemaal nog een keer uitgelegd. Dat de starheid waarmee aan procedures werd vastgehouden, niet werkte.
Hotel
Een van de ambtenaren had Max gezegd dat ze helaas niks voor hem kon doen, maar had als dank voor zijn bijdrage drie nachten in het hotel betaald.
Toen Max vanmorgen wilde uitchecken en met zijn twee plastic tasjes en een rugzak bij de balie stond, bleek een geheime weldoener er een nacht bij te hebben geboekt. En daarom zitten we nu behaaglijk bij de verwarming en kijken door de beduimelde vitrage naar een koud en regenachtig Groningen. De barometer is op 9°C graden blijven hangen.
Gewoon een kop koffie
“Ik zit een beetje in een emotionele rollercoaster”, waarschuwt Max. “Gisteren hebben we het eenjarig bestaan van ‘Gewoon een kop koffie’ gevierd.” Gewoon een kop koffie is een initiatief van Ritzo ten Cate om Groningers aan te sporen eens een kop koffie met een dakloze te drinken.
Veel mensen vonden het best eng om dat te doen, dus werd het initiatief uitgerold tot de stadswandelingen met dakloze gidsen zoals Max. “Ik kreeg gisteren veel complimentjes van andere daklozen over mijn inzet. Dat raakte me. Ik ben niet zo goed met schouderklopjes.”
De dominee
De inzet van Max betreft het welzijn van andere daklozen. De dominee wordt hij wel gekscherend genoemd. Hij maakt zich zorgen met name over de jonge vrouwen op straat. “Voor vrouwen is het twee keer zo zwaar en gevaarlijk omdat ze kwetsbaar zijn.
Verkrachtingen, pooiers, het geweld op zaterdag als instanties dicht zijn en daklozen nergens naar toe kunnen om warm te worden. Dan drinken ze zich een stuk in de kraag en ligt geweld op de loer. Zo is er een jong Duits meisje dat hier op straat leeft en ineens verdwenen is. Wat is er met haar gebeurd, denk ik dan.”
Max Tauran komt uit een groot Moluks gezin. Niets wees er op dat hij ooit als dakloze door Groningen zou zwerven. Hij had een baan, een vrouw en een kind. Een auto voor de deur. Hij is welbespraakt, niet verslaafd, al worstelt hij met zijn eigen demonen.
Geschiedenis van de liefde
Nu bezit hij slechts een tentje, een rugzak waar altijd een broodje en een pakje drinken inzit, een wollen sjaal, die om zijn nek twee warme armpjes zijn. De bijbel, De geschiedenis van de liefde van Nicole Krauss en tot slot twee kleine wollen kinderwantjes, de stille getuigen van een ander leven dat tot stilstand kwam.
Hij pakt zijn rugzak. “Kom laten we naar buiten gaan, ik kan nog altijd niet goed lang binnen zitten.” Waar ging het mis? Hij haalt zijn schouders op.
“De lijnen tussen dakloos en niet dakloos zijn dunner dan je denkt. Terugkijkend kan ik van alles bedenken. Maar in 2008 kwam veel tegelijk. Een aanklacht tegen belastingontduiking, weliswaar vrijgesproken, maar toen was het al te laat: was mijn huis al weg, mijn vrouw, mijn kind. Ik werd depressief. Verloor mijn baan.”
Molukker
Ik ben een Molukker, ik ben opgevoed met het idee dat ik mijn gezin moet onderhouden. Ik was inmiddels een Mislukker. Ik werd steeds kleiner, de schaamte groter.”
En dan die eerste nacht op straat. ’s Nachts liep ik. Overdag probeerde ik te slapen. Ik had veel te veel spullen bij me, werd vrijwel direct beroofd.” Hij trekt zijn shirt omhoog. In het midden een litteken waar ooit een mes hem er toe moest overhalen zijn laptop af te geven. “Je leert snel bij op straat.”
Station van Groningen
Bij het station van Groningen begint zijn rondleiding. Hij wijst op de banken op het perron waar hij vroeger sliep, voordat de stad beugels aanbracht om het slapen onmogelijk te maken. “En daar sliep ik in het begin”, wijst hij op een blok beton waar nu een raster met punten is aangebracht. “Geen enkele stad wil dat toeristen de donkere kant zien.”
Daklozen
Het is dat eeuwige opgejaagd worden. Door de gemeente die steeds nieuwe beperkingen oplegt, door andere daklozen die ook een warme veilige plek zoeken. Door de politie. Waar ga je vannacht slapen? Waar ga je eten? Hij wijst op de containers waar welwillende Groningers regelmatig eten achterlaten.
Maar kou en honger zijn niet zijn grootste vijanden. “Het is de eenzaamheid die het ergst is. Iedere dakloze is alleen. Niemand ziet je. Je bent niets.”
Rot op
Voorbij het station passeren we een jongen die tegen een gevel leunt. Dakloos staat er op het bordje voor hem op straat. “Moet ik daar geld voor geven?”, schampert een voorbijganger. “Rot op, lekker in de buitenlucht slapen, is goed voor je!”
Eén keer was Max zo moe, dat hij toch op het station over de beugels heen in slaap is gevallen. “Ruw had de politie hem wakker geschud. “Hé Max, dit is landloperij dat weet je toch? Sorry man, maar dit kost je 140 euro boete.”
Noorderplantsoen
Ach schokschoudert hij. “Ze zijn de beroerdste niet. Soms als het heel koud is, pakken ze hem op. “Hé man we nemen je mee. Je hebt nog wat boetes uitstaan voor landloperij.” Mag hij lekker een nachtje bijtanken in de cel. Kopje koffie, ontbijtje, niemand die meer over de boetes rept.
Een tijd lang sliep Max in het Noorderplantsoen, minder veilig en natter maar het is niet anders. Hij gaat ons voor een smal pad op. De schemer is ingevallen. Het is koud. Ik ril in mijn winterjas.
Bed van bladeren
Hij buigt takken uiteen tot we op een open plek tussen wat bosjes komen. Hier heeft hij een bed van bladeren gemaakt. Groen plastic en een groen laken moesten ervoor zorgen dat zijn plek niet opvalt.
Verderop in het park zet een jongen een naald in zijn arm. Elders liggen twee mensen in dikke jassen te slapen. Een meisje jogt door het donkere park. Aan de overkant is de verlichting in de huizen aangestoken. Vanaf de heuvel zie ik mensen aan tafel zitten. Ik zie mensen eten, een glas wijn drinken. “Groningers hebben geen idee”, zegt Max, als hij ziet waar ik naar kijk.
Jij stinkt
“Mensen kijken, maar zien niet.” Ooit zei een vrouw tegen mij: “jij stinkt.” “Ja, dacht ik, dat klopt. Ik zei tegen haar: ‘waarom wijs je me niet de douche op jouw roeiclub en deel je niet je shampoo met me?’ Ze had me stomverbaasd aangekeken. “Hoe weet jij dat ik roei? “Ik ben de hele dag op straat. Ik zie mensen.”
Als we het park bijna uit zijn wijst hij op een beugelloze bank. Tweeënhalf jaar geleden was hij zo ziek. Hij was op die bank gekropen. Had naar de toppen van de boom boven hem gestaard. “God, neem me mee”, had hij gebeden.
Gemeente Groningen
“Het is klaar.” Maar God had daar kennelijk het Zijne van gedacht, want niet God maar twee voorbijgangers hadden zich over hem gebogen en hem naar het ziekenhuis gebracht.
De gemeente Groningen heeft hem een huis beloofd. Ja eigenlijk al in oktober, maar er trad vertraging op. Misschien wordt het december. Of hij in de tussentijd niet zo lang ergens kon worden ondergebracht. Nee dat ging niet. “Ja sorry van de vertraging. Kan gebeuren.”
Gelovig
Dat huis houdt hem op de been. “Je hebt geen idee hoe belangrijk dat voor me is,” fluistert hij. “Dan kan ik eindelijk mijn zoontje weer ontvangen.”
Als we terug zijn bij zijn hotel staat hij stil. “Ik ben een gelovig mens. Ik geloof in samen en in delen. Deze wandelingen zijn belangrijk voor me. Ze hebben me zichtbaar gemaakt, op een plateau geplaatst. De schaamte is er nog wel maar ik ben minder klein.”
Tekst: Anneke de Bundel – Beeld: Nicole Franken
Ps: Max heeft inmiddels een woning.
Meer reportages? Lees ook:
Ik las voor deze reportage:
Hoera!
Wat leuk dat jullie Max een keer in de spotlight zetten!
Hoi Iris, het is een bijzondere man en onze wandeling met hem heeft ons zeer aangegrepen. Dank je.
Wat een bijzonder verhaal. Het verhaal van Max grijpt me erg aan. Fijn dat hij op deze manier zijn leven weer kan oppakken. Wat een mooi initiatief. Hopelijk gaat het nu goed met hem.
Mooi stuk zeg, indrukwekkend….
Dank je wel Mirre. Wij vonden het ook indrukwekkend.
Mooi om zo een inkijkje te krijgen in iemands leven. Heel integer neergezet.
Dankjewel Daan.
Echte zwervers zijn er bijna niet meer van die clochards. Dit waren meestal markante types die niet binnen vier muren in een huis konden leven. De meeste daklozen krijgen vaak over een tijdje wel weer een woning zoals bij vast en verder. Ik heb ook in de cel gezeten en ben vaak gearresteerd geweest en het hele bureau is hier geweest. Ik heb een strafblad van hier tot aan de milky way. Soms zien de dingen er mooier uit dan dat ze zijn en dat is net zoals mensen die hebben me bedrogen en wilden geen rekenschap hier voor afleggen en nadat wat ze misdaan hadden hebben ze mij ook nog gearresteerd. Ik was erg kwaad omdat je dan dubbel bent gepakt en dat je dubbel onrecht is aangedaan. Het waren geen verslaafden want die vernachelen je alleen maar. Hard drugs maken je moreel ongevoelig onbetrouwbaar en leugenachtig en je denkt alleen maar aan drugs en dan staat je geweten op een laag pitje omdat het een erg verslavend effect kan hebben en je lichaam raakt ervan afhankelijk en hebt er steeds het zelfde of meer van nodig. Als je bent afgekickt en abstinentieverschijnselen vertoont en weer hetzelfde neemt als dat toen je gewend was dan kun je een overdosis krijgen en dat kan levensgevaarlijk zijn omdat je lichaam niet meer aan zoveel gewend is als eerst. verslaafden van de straat en afkicken en lukt dat niet dan naar Domushuizen waar oudere verslaafden die de verslaving niet kunnen of willen afzweren nog wat kunnen krijgen en daar is altijd toezicht in wisseldienst van personeel die daar bekend mee is. Domushuizen zijn opgezet om overlast te beperken. Omwonenden hebben niets te klagen en er is meer rust en geen zwerfafval. Als oudere verslaafde valt het niet mee om je gedrag nog aan te passen. er is ook een grote groep dakloze verslaafden naar Beilen gegaan om af te kicken onder dwang op de gesloten afdeling en gingen onder begeleiding het dorp in. Als zij van de harddrugs af zijn gaan ze woonvaardigheden leren en dan op eigen benen staan voor zo ver ze niet middelen afhankelijk zijn zoals aan medicijnen. Er zijn ook mensen die een drugspsychose hebben gekregen en die hebben soms een dwangopname gekregen die met een half jaar wordt verlengd en zijn verder middelenafhankelijk. het is een zwaar leven op straat en slechte omstandigheden en hier hebben ze een regelmatig leven met een natje en hun droogje op tijd krijgen. Verder wordt gewerkt om structuur in de dag aan te brengen. dat vreselijke opgejaagde leven op straat en die onrust en slechte omstandigheden. Je kunt niet naar het toilet en er is geen sanitair. . . . . . . .
wel een onrustige bestaan op straat