‘Refugees welcome’ staat er met witte verfletters op de pijler van de Waalbrug die naar Nijmegen voert. De woorden zijn slechts te lezen voor hen die de stad al bereikten en – zoals ik – vanaf de voormalige Valkhofburcht over de rivier uitkijken.
Toegegeven, de inwoners van de oudste stad van Nederland hebben de naam eigenzinnig te zijn. Zoals toen het stadsbestuur in de jaren ‘’80 voorstelde een bovengrondse parkeergarage te bouwen en dat voorstel uitmondde in de legendarische Piersonrellen. De parkeergarage kwam er niet. Misschien dat de Belg daarom geen parkeerplaats kon vinden?
Nimwèège oftewel Nijmegen
Ruim tweeduizend jaar geleden begon hier, precies waar de auto staat, Nimwèège: op een heuvel op de zuidoever van de Waal. Waar zou die Belg trouwens gebleven zijn? Waarom denk ik trouwens dat het een man is? Misschien gaat hij wel trouwen. Het 11e eeuwse gebouwtje is namelijk een gewilde trouwlocatie.
Hoewel op maandagmorgen? Om nog geen negen uur? Ik voel aan het smeedijzeren toegangshek. Op slot. Voor alle zekerheid werp ik een blik in de wagen. Stel je voor dat de man dood in zijn auto ligt. Probeer dat maar eens uit te leggen aan de politie van Nijmegen.
Valkhofpark
“Louter toeval meneer agent. Nee er was niemand anders op dat tijdstip in het Valkhofpark. Wat ik daar dan deed? Uhh, ik was me aan het voorbereiden op een reisverhaal over Nijmegen. Om 8.30 uur ja. Op maandag ja. Of iemand dat kan bevestigen?
Ja hoor de fotografe. Oh nee, die was er nog niet. Die zat namelijk vast in een parkeergarage, alleen wist ik dat weer niet.” Er is echter niets in de auto dat op een misdrijf wijst. Snel kijk ik om me heen of niemand me ziet en roffel dan nog even voor de zekerheid op de kofferbak. Geen reactie.
De Ooijpolder
Ik besluit terug naar het hotel te lopen om te kijken waar Nomad blijft. In de rivier onder me staat het water zo laag dat de uiterwaarden er bloot bij liggen. De Ooijpolder, net voorbij de brug, lijkt daardoor nog weidser. Diezelfde Ooijpolder waarvan Ruth Bisseling me eerder die morgen vertelde dat de merels van zijn dakterras er huizen.
Toen hij twee en half jaar geleden hotel Hertogplein opende, kreeg hij een aantal vogelhuisjes cadeau die nu op de gevel van het dakterras hangen. “Maar ze huizen er niet hoor”, zei hij wijzend op een merel die brutaal bessen van een tak ritst. “Daarvoor hebben ze de vogelrijke Ooijpolder.”
Hotel Hertogplein
Als ik het park uitloop, word ik gepasseerd door een auto. Aan het wit-rode nummerbord herken ik de Belg. Een echtpaar van middelbare leeftijd kijkt me uitdrukkingsloos aan. Op de achterbank toont een hond meer enthousiasme en kwijlt de ramen nat.
In hotel Hertogplein, een voormalig woonhuis uit 1900, komt de wereld samen: Oostenrijkse wijnhandelaren, Turkse zakenmannen en Amerikaanse taalkundigen. Iedereen. Behalve de fotografe die er weliswaar gearriveerd is, maar al geruime tijd wordt vermist.
Mysterie
“Ze is naar de parkeergarage gegaan maar dat is al een half uur geleden”, zegt de hoteleigenaar. Ik overweeg te gaan kijken, maar bedenk me dan dat twee mysteries op de vroege maandag wat veel van het goede zijn en bestel nog een koffie terwijl ik naar de merels kijk.
“Sorry, zat vast in de garage, de automatische deuren gingen niet open. Ik moest wachten tot er uiteindelijk iemand anders kwam”, zucht ze als ze eindelijk arriveert.
Honingcomplex
We buigen ons over de kaart. “Wat moeten we in Nijmegen zien?” De Nijmegenaren die we er naar vragen, komen steevast met twee dingen: de verkeersmissers en het Honigcomplex. “Probeer eens het parkje op het Keizer Karelplein te bereiken”, lacht de één sarcastisch. “Het Stationsplein te bizar voor woorden, was zelfs op tv”, zegt de ander. We beloven plechtig ook de verkeersbloopers mee te nemen, maar willen toch eerst de parels van de stad ontdekken.
Het Honigcomplex, is de culturele hotspot van Nijmegen. De avond ervoor zijn we daar naar toe gegaan. In de voormalige soep- en vermicellifabriek zijn de oude productiehallen en kantoren omgetoverd tot restaurants, sporthallen en oefenruimtes voor bandjes. Wie wil kan er ook tassen maken, een film opnemen of oriëntaals dansen.
Hippe locatie
Het is donker als we er naar toe rijden. De rode lichtjes van de elektriciteitstoren steken onheilspellend af tegen de zwarte lucht. Wolken wittige stoom drijven de wereld in. Niets doet vermoeden dat we weldra een hippe locatie binnenrijden. “Goede plek om iemand om te leggen”, murmelt Nomad terwijl we over het verlaten terrein hobbelen.
Op de plek waar nu het Honigcomplex staat, stond vroeger een grote Romeinse Stad: Ulpia Noviomagus. Met een haven, tempels en een badhuis. Archeologen vermoeden hier een tempelcomplex. Vooralsnog staan er donkere loodsen. Dan ontwaren we licht en parkeren de auto.
Ulpia Noviomagus
We lopen onder een boog door en staan oog in oog met een ketel waarop een gedicht van Frauke Arns de geschiedenis van het terrein memoreert. ‘Je kunt met lettervermicelli uit de soep vertellen hoe hier op Romeinse resten een stiefselkeet uit as verrees’, luidt de eerste strofe.
Vrijzellen workshops staat er op de gevel van oriëntaals dansen. “In deze workshop leer je hoe je van je partner afkomt”, stelt de fotografe vast. Een man met een hond loopt voorbij. “Wil je van je man af?”, vraagt hij. Niet doen hoor, is zo’n gedoe.”
Stoom
“Pfff, jij weet niet hoe mijn man is”, antwoordt de fotografe. Een familie met kinderen slingert op de fiets voor ons uit. Ze hebben gesprongen in de trampolinehal en gaan nu een hapje eten. Kunnen ze ons iets aanbevelen?
“Tsja waar je moet eten?”, mijmert de vader en wijst in het donker om zich heen.“Bier of wijn?”, vraagt hij dan. “Wijn!”, roepen we in koor. “Wijn is uit”, zegt hij onverbiddelijk. Het wordt Stoom. Nijmegens eerste brewpub naar Amerikaans model.
Filmhuis Lux
We bestellen risottoballen aan de bar en krijgen een wekker mee. Maar na een half uur is de wekker nog niet afgegaan. Dat ligt niet aan de wekker maar aan een kleine crisis in de keuken. Stoom is zóó populair. Hoe aardig de bediening ook is, we kunnen helaas niet langer blijven. We hebben kaartjes voor de film. In het fraaie filmhuis Lux.
“Alleen een studentenstad als Nijmegen krijgt het voor elkaar om zo’n prachtig groot filmhuis midden in de stad te plaatsen”, zeggen andere steden jaloers. Het is razend druk in het filmhuis, alleen we hebben ons vergist. “Er ist wieder da”, draait hier niet maar in Cinemec, de nieuwe bioscoop over de Waalbrug.
“We zijn net 10 dagen open,” vertelt een mevrouw die ons daar persoonlijk welkom heet. “Straks barst het hier uit zijn voegen met Star Wars.” Maar in de Gelderlander die we die avond in Cafe de Opera openslaan, wordt getwijfeld aan het succes van de zoveelste bioscoop in Nijmegen.
Vlooienmarkt
En nu is het maandagmorgen 10.00 uur. Niet het meeste voor de hand liggende tijdstip om een stad te bezoeken, maar in Nijmegen is dat geen probleem. Het is de enige stad in Nederland waar je op maandag een vlooien- en antiekmarkt hebt. Naast de gebruikelijke markt uiteraard.
We lopen langs biologische winkels, kleine cafeetjes, alles feestelijk versierd. In het Hunnerpark, struikelen we over Canisius, de theoloog die Nederlandse eerste jezuïet was. Links ligt museum Valkhof. We zien onszelf in het glas weerspiegeld.
Opoe sientje
Ooit lag hier een Romeins legerkamp en liet keizer Karel de Grote hier zijn burcht bouwen. Onder de brug, ligt de klipper Opoe Sientje, het museumschip dat een Bed & Breakfast herbergt. Clasina Koenen was de laatste schippersvrouw op die klipper uit 1885.
Een mensenleven lang vervoerde ze zand, grind, suikerbieten, mest en bakstenen over Nederlands drukst bevaren rivier. Toen ze stopte, zo wil het verhaal, koos ze zelf een koper uit. Eentje die het schip naar haar vernoemde.
Nicolaaskapel
En dan sta ik opnieuw voor de Nicolaaskapel. “Die wil ik van binnen zien”, zegt de fotografe. Ditmaal zit het hek niet op slot. Omzichtig openen we de deur. Wat ik verwacht had weet ik niet, maar in ieder geval geen XTC-lab.
Twee mensen in witte jassen zijn druk bezig met een tafel vol potten en flessen. Ladders reiken naar de nok van het kapelletje. De twee kijken ons verbaasd aan en vergeten even te roeren. Een hond springt tegen ons op.
We verontschuldigen ons en willen meteen rechtsomkeert maken, maar de man steekt een hand uit. “Kijk rustig even rond. We zijn nog bezig met alles klaar te zetten. Dan valt het kwartje: Dit is geen XTC-laborant maar professor Barabas, de Belg van vanmorgen. “Dat is juist”, zegt de man. “We doen onderzoek naar de muurschilderingen van de kapel. Weten jullie soms waar de lichtknoppen zitten?”
Stadseiland Veur Lent
We dalen de heuvel af. Een vrachtboot komt voorbij. Aan de overkant ligt het Stadseiland Veur Lent. Het voormalige stuk vasteland is ontstaan doordat een scherpe bocht in de rivier is afgesneden met een nieuwe geul om overstroming in de toekomst te voorkomen.
In 1993 en 1995 moesten hier nog duizenden mensen worden geëvacueerd. Zouden we de rivier volgen, komen we bij de Honigfabriek uit. Maar we slaan linksaf de oude benedenstad in. Langs de voormalige handelshuizen.
Kitty de Wijze
Kitty de Wijze staat met haar gezicht in haar hand midden op een plein en herinnert ons eraan dat Nijmegen ooit een levendige joodse gemeenschap had. Kitty werd in de avond van 17 november 1942 bij een razzia met haar drie zussen opgepakt. Alle vier kwamen ze in Auschwitz om.
We lopen stilletjes de Nonnenstraat in langs de synagoge. Boven ons torent de Commanderie van St. Jan uit waar nu bierbrouwerij De Hemel huist. We zakken af in de richting van de antiekmarkt. Een handelaar probeert me een antieke wandelstok aan te praten. “Wel handig voor straks”, meent de fotografe, als we naar het MuZIEum gaan. Heb jij al vast een blindenstok.”
Vlaams Arsenaal
Maar eerst duiken we het rijkelijk verlicht en prachtige gebouw, het Vlaamse Arsenaal in. We vroegen ons al af wat het was, maar het blijkt een voormalig klooster en latere munthuis te zijn. Nu herbergt het een aantal Vlaamse culturele instellingen, waaronder een voortreffelijke Vlaamse keuken.
In het MuZIEum, het ervaringsmuseum over zien en niet zien, krijgen we allebei een stok voordat we het daadwerkelijke deel van het museum ingaan. Zodra de deur achter ons dichtvalt, is het pikkedonker en slaan we onhandig met de stok voor ons uit. Gids Bart dirigeert ons richting een woonkamer.
MuZIEum
Het is opvallend hoe snel je elkaar kwijtraakt in het donker. Ik heb geen idee van de omvang van de woonkamer. Ik blijf veilig op de bank zitten, terwijl ik me probeer te oriënteren, maar er zijn alleen maar stemmen, zelfs geen nuances in de kleur donker.
Op grond van Barts stem maak ik een voorstelling van zijn uiterlijk. Op de manier waarop de blinde Bart dat ongetwijfeld ook met mij doet. Als we uren later het museum uitkomen is het inmiddels donker, maar voor ons lichter dan ooit. “Pfff dat was heftig.”
Verkeersmissers
We duiken terug de stad in naar de markt. Een groepje Syrische vluchtelingen maakt foto’s van de kerstversiering op een hotel. Het wordt ijzig koud. Bij Café Daen, ooit onderdeel van de oude lakenhal, gaan we naar binnen. “Jullie zijn vegetarisch én verkleumd, dan is er maar één optie: een goede hete kaasfondue”, meent de uitbater.
Laat in de avond stappen we in de auto en rijden naar het station, waar ik de trein zal nemen. “Help”, zegt Nomad dan, “rij ik nu serieus op de busbaan? Als we om ons heen kijken zie we slechts bussen en geen enkele auto. “Ach”, troost ik Nomad, terwijl ik uit de auto spring. “Jij redt je wel. Enne…we hadden beloofd nog even over de verkeersmissers te schrijven.”
Tekst: Anneke de Bundel – Beeld: Nicole Franken
Deze reportage kwam tot stand op uitnodiging van Centrum Nijmegen.