De pen ligt werkloos naast het kladpapier. Het is een vulpen waarbij je de vulling niet in de kop drukt, maar het middenstuk zijwaarts openklapt en er zo de inkt inschuift, om het daarna weer recht te buigen en richting de punt te duwen tot het klikt. Het had me een halve dag gekost om het uit te vogelen
Verder is er niets bijzonders aan de pen. Dat ik hem koester, heeft met de herkomst te maken. Ik kreeg hem van een Turks echtpaar. Veertigers. Ooit was hij een succesvol advocaat. Ooit was zij een ervaren docent.
Tot hun leven op een dag abrupt tot stilstand kwam. Het was de dag dat het tot hem doordrong dat, als hij niet met de machthebber meebewoog, hij als vijand van het regime zou worden aangemerkt.
Koortsachtig overleg
Er volgden nachten van koortsachtig overleg. Gefluister in de nacht als de kinderen sliepen. Soms radeloos, soms ferm. En toen had hij zijn vrouw en kinderen naar het vliegveld gebracht. Nee, hij ging niet mee op vakantie. Papa moest werken.
Hij had zijn paspoort versnipperd en zijn mobiel weggegooid en was begonnen lopen. Voet voor voet. Stap voor stap. Dwars door Europa. In Nederland vond hij zijn vrouw en kinderen terug in een container. Hun nieuwe onderkomen.
Vluchtelingen
Vluchtelingen waren ze. In een land dat niet schroomt hun afkeer van vluchtelingen van de daken te schreeuwen. Profiteurs, gelukszoekers, graaiers. Woorden die ze pas veel later zouden leren verstaan.
Ze werden statushouder. Raar woord: statushouder. Want welke status hadden zij nou nog? Ze moesten Nederlands leren en integreren. En rap een beetje. Wat een Nederlander in de eerste 15 jaar van z’n leven leerde, moesten zij in 18 maanden bewerkstelligen. Ze schuifelden verlegen mijn lokaal binnen.
Mist van taal
Eerst spraken ze met handen, met veel wit tussen de aarzelende woorden. Toen volgden losse woorden in zinnen vol lucht. Hun verhalen kregen langzaam contour in de mist van taal. Hun persoonlijkheden werden ingekleurd. Hun geschiedenis voorzien van tekst. Woord voor woord werd de taal geproefd en veroverd. Langzaam kwamen ze uit de Nederlandse taal tevoorschijn. Als een mysterie dat ontrafeld moest worden.
Toen ze Nederlands spraken, wisten wat de hoofdstad van Zeeland was en waar ze hun PMD-afval moesten laten, kregen ze een diploma en schonken mij de pen.
Ik pak de pen op, zet de punt op het kladpapier. Ik moet solliciteren. Mijn baan als docent houdt binnenkort op. Geen vluchtelingen meer, krimp in de regio. Ik heb alleen geen idee wat ik nu moet worden. Of toch? Op mijn telefoon verschijnt een bericht: ‘Nieuwe vacatures komen overeen met uw voorkeuren: assistent-manager bij het Kruidvat.’
Tekst: Anneke de Bundel | Beeld: Bermix Studio via Unsplash

