Het is 2001 als de krant waarvoor ik schrijf, gaat fuseren. Het is de tweede keer dat ik het samengaan van twee kranten meemaak en aan de eerste heb ik slechte herinneringen. Ik besluit naar een andere baan uit te kijken. Alleen is me niet duidelijk wat dat moet worden.
Ik was al reisleider, maatschappelijk werker voor Spaanstalige prostituees, schoonmaakster bij bejaarden en serveerster op een partyboot. ‘Onderwijs’, oppert mijn moeder. ‘Onderwijs?’, herhaal ik stompzinnig. Mijn moeder is haar hele leven docent biologie geweest. Op een school in Rotterdam-Zuid, waar kinderen zonder ontbijt in hun buik maar wel met broodmessen in hun schooltas naar school komen. Ik ben opgegroeid met de verschrikkingen van het lesgeven.
Docent Nederlands
Dus solliciteer ik naar de functie van docent. Nederlands. Op een schooltje in de Achterhoek. Ik word direct aangenomen. Niet voor Nederlands – ik ben niet bevoegd – maar voor maatschappijleer. Dat kan immers iedereen en zo niet, ach hoeveel schade berokken je de mensheid dan eigenlijk?
Mijn eerste lesuur is havo-4C. Een klas met een tweeling wier enige vocabulaire uit het woord lullig! bestaat. Uitgesproken als een ferm statement, waarbij de tweede lettergreep nog minutenlang doorzingt. Aangezien alles in hun ogen best lullig is, zijn ze continu aan het woord.
Naast de tweeling zijn er een stuk of vijf jongens uit mijn Hanzestadje die met elkaar de zomervakantie in het Turks evalueren. Dat denk ik tenminste, maar misschien bespreken ze wel hoe ze me aan het broodmes gaan rijgen. De rest bestaat uit blonde meisjes met paardenstaarten die me negeren. Iedere keer als ik mijn armen in de lucht werp en roep: ‘jongens, stil nou even, jongens mag ik even?’, kijkt de tweeling verstoord op. ‘Lullig’, roepen ze dan in koor om zich vervolgens om te draaien en me te negeren.
Kardinale fout
Na die eerste les weet ik dat ik een kardinale fout heb gemaakt. Dacht ik nou echt dat dit leuk zou zijn? Als een collega vraagt hoe het gaat, antwoord ik: ‘prima.’ Per slot van rekening hadden de jongens hun mes alleen gebruikt om een broodje shoarma te delen. Wat ik hem niet vertel is, dat ik zo naar huis ga om nooit meer terug te keren.
Maar ik kom wel terug en het went. Ik krijg door hoe ik H4C moet aanpakken. Ik word er zo goed in dat de jongens uit mijn hanzestad hun hand opsteken als ik voorbij rij, in de hoop op een lift. ‘Alles beter dan de bus en nee mevrouw wij Turken fietsen niet.’ De tweeling gebruikt het woord lullig nog steeds maar het slaat steeds minder op mij.
De school wordt gerund als een familiebedrijf inclusief een pater familias. In de pauze komt het voor dat iemand vraagt: ‘he jongens, wie spreekt er hier nog een woordje Frans? We hebben een zieke.’ Voordat ik het weet, geef ik Frans aan vwo-2. Mijn eerste en vrijwel enige bezigheid is ze Nederlands te leren spreken met een Frâns aksan. Bij het mondeling Frans vraagt een collega verbaasd wat mijn geheim is. Mijn klas spreekt zo mooi Frans.
Spaans
Op dezelfde manier ga ik Spaans geven in de bovenbouw. Ik werk met thema’s over Franco en de Spaanse burgeroorlog, en laat ze eindeloos Spaanse filmhuisfilms kijken. Tot een vader begint te klagen dat ze bij mevrouw de Bundel alsmaar porno kijken. Ik geef toe, de film Jamon, Jamon met een piepjonge Penelope Cruz en Javier Bardem was niet voor alle ouders een geschikte vrijdagavondfilm.
‘Waarom mogen alleen vwo-leerlingen aan een buitenlandse uitwisseling deelnemen?’, vragen de havisten me.
Ik heb geen idee. Het riekt naar onrechtvaardigheid dus trommel ik een collega op. Samen vliegen we Europa door op zoek naar scholen die onze leerlingen voor een week willen ontvangen. In de jaren die volgen, drink ik cocktails aan de Amalfikust, leer ik met een kalasjnikov schieten in een Russisch politiebureau en ontmoet ik de president van Litouwen. Allemaal met leerlingen.
Humberto Tan
Ergens doolt nog altijd de koffer van een leerling, kwijtgeraakt in Oslo. Onder de strakgetrokken ritsen hadden we met man en macht een bevroren en in stukken gehakt rendier gepropt. Cadeautje van de gastouders.
Op de vrijdagmiddagborrel werden doldrieste plannen gesmeed. We deden met mijn vak mee aan wedstrijden en wonnen regelmatig. Humberto Tan die in zijn bolide een Irakese en Bosnische leerling ophaalde voor een bezoek aan FC Utrecht. Voor een dag waren ze sportverslaggevers. Sinds die dag kwamen de jongens alleen nog in Humbertocolbert naar school.
Soms woonde een leerling een tijdje bij mijn gezin in, omdat het thuis niet langer ging.
Het familiebedrijf wordt een heus bedrijf, inclusief managers, kadernota’s en structuurvisies. De borrel wordt verboden. Leerlingen drinken niet langer een kopje thee bij de teamleider als hun ouders in een vechtscheiding liggen, maar worden doorverwezen naar leerlingencentra en hulpverleners. Alles volgens protocol.
Normatief toetsen
Regelmatig word ik op de vingers getikt omdat ik de instructienota over het normatief toetsen over het hoofd had gezien of de laatste enquête over mijn totaalgeluk als innoverend docent verzuimd had in te vullen.
Beetje bij beetje sijpelt het plezier weg. Ik ben niet geschikt voor protocollen. Net zomin als havo-4C.
Gisteren nam ik afscheid van ze. Ik zal ze ontzettend missen.
Tekst: Anneke de Bundel – Beeld: Kelly Sikkema via Unsplash
Oei.
Oei oei oei.
Mooi blog, slecht einde.
Hoi Kitty,
Een leraar blijf je je hele leven. Niet noodzakelijk op dezelfde plek
Wat een mooi (y un poco triste) verhaal. Een verlies voor
H-4C en alle andere klassen.
Wat zou het toch mooi zijn als de familiebedrijfjes weer zouden terugkeren.
ja ben ik het helemaal mee eens. lang leve de familiebedrijfjes.
Dag Anneke,
Wat een prachtig levensverhaal.
Dank je wel Marga.
En zo leren de vrouw van beneden als de tweeling van H4C een jaar lang van elkaar! Ik zeg: missie geslaagd 🙂
En op die laatste dag toch nog weer een fijne ontmoeting. Prachtig geschreven Anneke en zoals ik al dacht ben ik 20 jaar te laat geboren; efficiëntie is niet uit te drukken in cijfers. Tenzij je ze met een Frans accent uitspreekt. Het ga je goed, ik zal hier in ieder geval wel vaker nog wat van je lezen
Dank je wel Jeroen. Het ga je goed. Ook 20 jaar later:)