Kampen, stad van het water

Uit het scheepsjournaal:  Zaterdag Zwolle – Kampen

Kampen – De motor van de boot ronkt zachtjes als we Zwolle verlaten. Wolken, aangejaagd door de wind, spelen tikkertje boven het riet. Een konijntje rent zigzaggend met ons op totdat hij wordt opgeslokt door het bruin van het landschap. Bij het dorp Zalk maakt de IJssel een slingerende bocht naar rechts. Naar Veecaten.

Roofridders en grondleggers Kampen

Ooit was deze bocht het domein van de heren van Buckhorst, roofridders en grondleggers van Kampen, die eisten dat iedere schipper de zeilen streek als groet. Bij gebrek aan zeilen, heffen we onze hun hand op en turen dan de waterkant af.

Kampen

Mogelijk vangen we een glimp op van de Syrische vrouw die hier met de IJssel spreekt of van de Iraanse automonteur Memed die in zijn opgeknapte auto door het Overijsselse achterland tuft. Hier, in deze godsvruchtige dorpen langs de IJssel, liet schrijver Kader Abdollah zijn asielzoekers een nieuw leven beginnen.

De wet voorschrijven

Dan komt Kampen in zicht. Voor ons flonkeren de gouden wielen van de stadsbrug. In plaats van zich, zoals de overige Hanzesteden, keurig rechts van de IJssel op te houden, heeft Kampen zich schaamteloos op de linkeroever geworpen. Al in haar gloriedagen liet de stad zich door niemand de wet voorschrijven. Met zoiets onbenulligs als aan de verkeerde kant liggen, moet je hier dan ook niet aankomen.

Als een uitgerekt lint begeleidt de middeleeuwse stad de IJssel aan linkerzijde tot aan haar sterfbed, nog geen tien kilometer verder. Correctie: dat doet ze ook ter rechterzijde maar daar bestaat ze uit een weelderig eiland en een minuscuul stationnetje. Het eindstation van de boemel uit Zwolle.

Bas Nijhof

De Kampense hofdichter Bas Nijhof was zwaar onder de indruk toen hij voor het eerst met die boemel in Kampen aankwam en de stad aan de overkant zag liggen.

“Wat is het prettig hier te zijn,

dacht hij, net uitgestapt in Kampen

met in zijn neus de penetrante dieseldampen

van de – toen al- oude Kamper trein.

Een joch van zestien uit de Drentse klei.

Het zag de schepen in de IJssel drijven

En wist al snel: ik wil hier blijven.” (…)

Voor de brug ligt het oudste deel van de stad. Voormalige pakhuizen en kerken en poorten met zilvergrijze torens. Erachter de Voorstraat, gevolgd door de Oudestraat.

Kampen Bas Nijhof

De Olifant

Al sinds de middeleeuwen is de Oudestraat een voorname straat. Als de Hanzetijd een geur had, kon je haar hier ruiken. Later, in de 19e eeuw, toen de tabaksindustrie in Kampen zijn intrede deed, werden hier de sigaren verkocht uit de fabriekjes erachter. Nu is De Olifant de enige die nog sigaren maakt. En tot voor kort de 90-jarige Tinus Vinke, de enige die ze nog met de hand rolde.*

Aart Dooijes, wacht ons op in de winkel annex thee- en koffieschenkerij die bij de fabriek hoort. Dooijes is melangeur. Hij mengt tabak uit Brazilië, Cuba en Java tot geurige sigaren. “Zuiver, niet scherp, zonder vervelende nasmaak”, is het criterium.

De laatste sigarenroller van Kampen

“Ooit stonden er in Kampen 114 fabriekjes die tabak-gerelateerd waren”, vertelt hij terwijl we naar de fabriek lopen langs balen tabak. “In 1826 kwam een zekere Johann Lehmkuhl vanuit Bremen naar Kampen. De reden was dat hij in Duitsland geen arbeiders kon krijgen.”

Arbeiders zoals de voorouders van Tinus Vinke. “Toen ik 13 was, ben ik in de fabriek van mijn vader begonnen”, vertelt de 90-jarige die nog altijd iedere dag naar de Olifant komt om met de hand sigaren te rollen. Op de bovenverdieping zit hij aan een houten tafel en snijdt de nerf uit de bladen voordat hij ze rolt. De laatste sigarenroller van Kampen.

De Olifant Kampen

Hendrick Avercamp

Zonlicht valt door de ramen aan de kant van de Oudestraat. Ooit stond hier de stadsapotheek van Barend Avercamp. In 1685 werd hier zijn oudste zoon geboren. Hendrick. De jongen bleek doof. Terwijl Barend, tevergeefs, de strijd aanbond tegen de pest, slenterde zijn zoon langs de kade, over de brug en tot ver in de weelderige weilanden van het Kampereiland. In strenge winters bond hij de schaatsen onder.

Wat hij niet kon horen, compenseerde hij ruimschoots met zijn ogen. Het zijn de winterse taferelen van zijn Kampense jeugd die altijd weer het doek vulden: mensen die op de kade sjouwen, een ander die zijn billen ontbloot tussen het riet, en bovenal mensen op de schaats. Hij, de Stomme van Campen, zou een van de beroemdste schilders van zijn tijd worden.

Koornmarktpoort

We twijfelen even of we door de eeuwenoude Koornmarktpoort naar de Bovenkerk zullen lopen. Waar organist Ab Weegenaar de zondagen wegspeelt. Op andere dagen geeft hij er les. Omringd door de graven van kunstenaars die de geschiedenis van Kampen kleuren.

Zoals Geert van Wou, de befaamde klokkengieter. Twee van zijn klokken uit 1482, hangen nog in de toren boven het hoofd van de organist. Niet ver van Abs orgel rust de Stomme van Campen.

Jan Willem de Winter

Links van Ab, in het dwarsschip, een bizar detail: een urn met het hart van viceadmiraal Jan Willem de Winter. Toen hij in 1812 aan de Seine stierf, werd hij als held en enige Nederlander bijgezet in het Panthéon in Parijs. Zonder hart. Dat ging terug naar zijn geboortestad aan de IJssel, zodat ze hem ook daar konden gedenken.

Maar we hebben haast. Burgervader Bort Koelewijn wacht op ons evenals de Kampense hofdichter Bas Nijhof. We laten de Bovenkerk achter ons. Passeren schepen met kale masten die rond de brug beschutting bij elkaar zoeken. Op de brug stapt een vrouw van haar fiets, rommelt in haar tas, kamt haar haar en rijdt verder.

Kamper Uien

Dan komt het torentje van het voormalig stadhuis, nu het Stedelijk Museum, in zicht. Net boven de bomen. Zo eigenzinnig als de Kampenaren zijn, zo dom was hun gemeentebestuur volgens de spotverhalen, de Kamper Uien.

Over de Schepenzaal gaat het verhaal dat de raad, gezeten om de schouw, de belangen van de stad besprak. Toen het vuur te heet werd, en de raadsleden dreigden te verschroeien, wisten ze niet wat ze moesten doen. Moesten ze de doofpotten uit de stad verzamelen? Moesten ze de brandweer oproepen? Het was een kat die het goede voorbeeld gaf door op te staan en een paar meter verder te gaan liggen.

Bort Koelewijn

Burgemeester Bort Koelewijn zetelt niet in het oude stadhuis en heeft ook geen schouw. Overigens is hij meer een man van water dan van vuur, maar daarover later. Hij heeft zich geïnstalleerd in een modern gebouw voorbij de stadsgracht en kijkt uit over de Cellebroederspoort.

Het zijn spannende tijden voor de burgemeester van destijds de machtigste Oost-Nederlandse Hanzestad. In 2017 organiseert Kampen de Internationale Hanzedagen en zullen ze gedurende vier dagen afgevaardigden uit zo’n 120 Europese Hanzesteden ontvangen.

Jaarmarkten

Dat vergt een hoop georganiseer maar het voelt alsof Kampen weer de stad van weleer is. Destijds kwamen ze naar de jaarmarkten, verbleven in herbergen. “Nu komen hotelboten om de bezoekers onder te brengen. Dat is het mooie van al dat water: er is ruimte genoeg,” vertelt de burgemeester.

Terwijl hij ons van koffie en stroopwafels voorziet, verhaalt de burgervader over zijn stad en de relatie tot het water. “Kampen was rond 1200 de Nederlandse variant van een booming city. Dat was te danken aan een serie golfvloeden. Ineens lag Kampen aan de monding van de IJssel. Hier werd de handelswaar overgeslagen.

Graan naar Bergen in ruil voor stokvis, wijn, laken en wol naar Rusland, of Lubeck. Kampen groeide mee met haar succes. Het verklaart haar langgerekte vorm. Volgens schattingen had ze in de 15e eeuw zo’n 8000 inwoners. Hier vertrokken de koggen bevoorraad en wel naar de Sont.”

Binnenstad Kampen

Hanzetijd

Hij wijst hij op de stad aan zijn voeten. Op het Engelse landschapspark, de milieuvriendelijke kinderboerderij en op de sporthal waar ze asielzoekers opvingen, want ook dat is Kampen: nooit te beroerd om de medemens te helpen. “In de Hanzetijd kwamen mensen van overal en ach, eigenlijk is dat nu niet anders.”

De burgemeester van Kampen houdt veel van water. En van de technieken om het water in bedwang te houden. Zoals de balgstuw, de grootste opblaasbare dam ter wereld, gelegen tussen het Ketelmeer en het Zwarte Meer die zich sinds 2015 met enige regelmaat opblaast. En zo de stad beschermt. De burgemeester zelf biedt af en toe ook bescherming tegen het water.

Journalist redden

Zoals toen hij een journaliste redde die tijdens een interview overboord sloeg. Ze stond net op het punt een vraag te stellen, toen ze misgreep. Zonder na te denken wierp de burgervader haar zijn ambtsketting toe. Hij lacht bij de herinnering.

Dan werpt hij een blik op de klok. Hij moet gaan. Zijn koffer moet nog gepakt. Morgen wordt hij verwacht in de stad van de stokvis, in het Noorse Bergen.

Kamper Kogge

Wij gaan terug naar de kade en stappen terug in de boot langs de IJsselkade tot aan de bocht waar het  Buitenhaven heet. Hier schommelt de Kamper Kogge log op het water. De Zwarte Dame van Kampen is een replica van het schip uit 1340.

Met zo’n kogge vertrok Volcmar, een jonge visser uit Ens als Ommelandvaarder in de 13e eeuw naar de Oostzeelanden. De glorietijd van Kampen. De ondergang van de vissersplaats Ens op Schokland is het verhaal van de opkomst van Kampen. De grote vloedgolf die de vissersgemeenschappen wegvaagde, zorgde ervoor dat Kampen aansluiting op open water kreeg.

Kampen vanaf het water

Religieuze stad

De kogge betekende een revolutie. Het was niet langer nodig om voor de kust te blijven of over land te reizen, eindelijk kon een grote afstand worden overbrugd naar Denemarken, Polen en verder nog richting de Baltische staten en Rusland.

Toen de invloed van de Hanze afnam, ontpopte Kampen zich tot een religieuze stad. Hier, tussen de 500 monumenten van de stad, wemelde het van de theologische instituten. Later werd Kampen de stad van textiel en sigaren. Nu de religieuze en kunstzinnige instituten op hun beurt zijn verdwenen naar Amsterdam of Zwolle doet Kampen wat het altijd al deed: zichzelf opnieuw uitvinden.

Feniks

“Als een feniks iedere keer opnieuw, had de burgemeester gezegd. “Alleen rijzen we niet op uit het vuur maar uit het water. Dat is onze kracht.”

“Je merkt dat de kunstacademie en de School voor Journalistiek zijn verdwenen”, zegt Bas Nijhof als we met de hofdichter over de IJsselkade lopen. “De studenten zijn uit het straatbeeld verdwenen.”

Voorbijvarende schepen

Niet helemaal waar, want even komen we in gesprek met Cerise, een studente Frans die in Zwolle studeert maar in Kampen woont, omdat “het hier zo veel goedkoper is,”

We lopen langs woningen met planten in koperen potten en kanaries die schommelend in hun kooitjes verlangend over de IJssel staren. In een pand aan de kade rookt een man een dikke sigaar. Vanachter zijn blauwe wolk kijkt hij uitdrukkingsloos naar de voorbijvarende schepen.

Kampen sluis Ganzendiep

De twee gezichten van Kampen

De hofdichter denkt even na als gevraagd wordt de stad, waarover hij zoveel gedichten schreef, te definiëren. “Kampen heeft twee gezichten. Aan de ene kant een:  ‘doe maar gewoon, dan doe je al gek genoeg’ gezicht, maar er is ook een ander Kampen. Een autonoom Kampen, rebels. Misschien omdat de stad een beetje afgelegen ligt, is ze altijd al wat dwars geweest.”

Of zoals Nijhof in zijn gedicht Dieseldampen over Kampen zegt:

(…) Deze plek loopt niet synchroon,

Maar heeft zijn eigen tempo uitgevonden.

Kampen houdt geen maat of toon.

Tekst: Anneke de Bundel  – Beeld: Nicole Franken

Dit is deel zeven van een achtdelige serie over de Hanzesteden en kwam tot stand op uitnodiging van MarketingOost 

*Tinus Vinke overleed op 24-5-2017. Wij zijn blij dat we hem mochten ontmoeten en aan het werk zien.

Share at:

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Omdat je van verhalen houdt…

Omdat je wel wil lezen, maar niet steeds wil kijken of er al een nieuw verhaal is. Laat je e-mail achter en je krijgt een nieuw verhaal gewoon in je brievenbus.