Met een kip in een Kralingse loft

Hoffelijk doet de man het achterportier van mijn auto open. In de kom van zijn andere arm houdt hij een cactus gevangen. Voorzichtig buigt hij zich voorover en schuift de last richting achterbank, maar dan komt hij met een ruk weer overeind.  

Rotterdam – “Weiffie, er zit een kip op je achterbank.”

De kip in kwestie richt zich verontwaardigd op, draait haar kop een slag en kijkt de man aan. “Pruut”, bevestigt ze en laat zich dan weer terug in de plastic wasmand zakken.

Danny de Cactus

De man is Danny de Cactus. Nee, zo heet hij niet. Zo heet zijn winkel. Danny kreeg lang geleden biologieles van mijn moeder. Ik weet dat. Hij niet. Net zomin als hij weet dat ze dood is of waarom ik met een kip Rotterdam doorkruis.

Danny grijnst. Loopt om de wagen en schuift de cactus naast de kip. “Mijn eerste ontmoeting met een reizende kip”, zegt hij dan.

Mijn eerste ontmoeting met een kip, was met een kip die op de vlucht was. Voor haar eigenaar. Mijn buurman. Met grote motorhandschoenen probeerde hij haar te vangen. Ze wist uit de greep van de handschoenen te blijven en vroeg luid kakelend asiel aan in mijn tuin. Dat had ik haar wel willen verlenen, maar de blote handen van mijn Kaapverdiaanse buurvrouw waren sneller. De kip werd teruggestuurd naar het hok van de buurman.

Legbatterijkip

De kip op mijn achterbank slaapt nooit in haar hok. Ook niet in een wasmand trouwens. Haar vrijheid is haar grootste goed.

Ze werd geboren als eiermachine. Met elf soortgenoten in een tiny house van tralies. Haar snavel hadden ze gekapt. Kaal was ze sinds de dag dat ze samenwoonde. Dag na dag wierp ze eieren. Al had ze geen idee van dagen, want donker werd het nooit.

Colonel Sanders

Na een jaar werd ze in een krat langs de weg geplaatst. Ondergescheten door de kippen in de bakken boven haar, zou ze naar Polen afreizen om verwerkt te worden tot het gefrituurde hapje van Colonel Sanders. Een man die ruim dertig jaar na zijn dood nog altijd lachend op het logo van zijn fastfoodketen prijkt.

Het lot beschikte anders. De krat werd meegenomen door een mevrouw met een hart voor de legbatterijkip. Twee weken later verhuisde ze samen met haar zus naar mijn tuin in Doesburg. Twee kipfilets op poten. Door hun afgehakte snavels slurpten ze wormen naar binnen.

Vrijheid op de vensterbank

Inmiddels, ruim in de veren, zijn Pien en Kip baas over mijn tuin. Het kippenhok negeren ze. Overnachten doen ze in alle vrijheid op de vensterbank. Tot die morgen, vroeg in het nieuwe jaar. Ik zou nog snel een kop koffie drinken en dan vertrekken naar een loft in Rotterdam. Ik keek naar buiten. Er hing iets bruins aan de tuinstoel. Pien! Op haar fladdertocht van vensterbank naar de rugleuning van de tuinstoel moest het mis zijn gegaan. Een poot gleed tussen de spijlen en nu hing ze hulpeloos, kleddernat, ondersteboven aan de stoel.

Dokter Oranje

Voorzichtig maakte ik haar los. De poot lag in een rare hoek naast haar. Ze leefde nog. Ik föhnde haar warm en belde dokter Oranje. De vogeldokter van Nederland woont niet ver van mij. Bezitters van valken, adelaars en uilen vliegen vanuit Dubai, China of India businessclass naar de dokter met hun zieke vogels. Kippen komen maar zelden bij de dokter. Die worden nooit ziek, maar meestal geruimd. Wie met zijn kip naar de dokter gaat, is een mens, vindt de dokter. In zijn witte laboratoriumjas, keek hij door zijn ronde brilletje naar Pien.

Rotterdam

“Pijn”, constateerde hij. “Veel pijn. Haar zenuw is afgekneld. Als het zo blijft, moet je haar in laten slapen. Maar laten we optimistisch blijven. Misschien komt het goed. Je moet haar twee keer per dag medicijnen geven.” Ik dacht aan mijn minivakantie in Rotterdam. Mijn koffer stond in de auto. Ik had niet gedacht dat de kip nog een kans maakte. Dokter Oranje is een held. Ook de mijne. Maar nu zat ik wel met een gewonde kip in een wasmand in mijn maag.

Designloft in Kralingen

En zo geschiedde het dat legbatterijkip Pien afreisde naar een designloft in Kralingen. Terwijl ik naar het fotomuseum ging, dutte zij op de vloerverwarming van de loft. Als lijn 24 voorbij klingelde, beantwoordde ze dat met een vrolijk “pruut, pruut.” Terwijl ik wijn slempte in de Alohabar, snoepte zij stiekem van de met mos bedekte deuren en dronk water uit een whiskyglas. En het hielp. Na thuiskomst verruilde Pien de wasmand weer voor de tuin. Met één kanttekening: ze slaapt nu in het kippenhok.

Tekst: Anneke de Bundel – Beeld: Shutterstock  

Share at:

Geef een reactie

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Omdat je van verhalen houdt…

Omdat je wel wil lezen, maar niet steeds wil kijken of er al een nieuw verhaal is. Laat je e-mail achter en je krijgt een nieuw verhaal gewoon in je brievenbus.