‘Een volk krijgt de leider die het verdient’. Ik moet er aan denken op weg naar Sicilië. Voor mij in het vliegtuig nemen mannen in zwarte pijen plaats. Ze slaan driftig een kruis en raken vervolgens verstrikt in de veiligheidsriemen. Terwijl de piloot ons de lucht in manoeuvreert, gillen bejaarden achter me “pronto!” in hun mobieltje.
Esthetisch doel
Een vrouw snijdt ons af, terwijl ze zich opmaakt in de auto. Ik begrijp dat achteruitkijkspiegels vooral een esthetisch doel dienen. Misschien maar beter ook, want een blik in de spiegel onthult hoe twee vrachtwagens hun best doen onze linkerflank eraf te rijden.
“Die gasten kunnen echt niet rijden”, foetert Nomad die al rijdende met één hand in een rugzak op de achterbank graait. Eenmaal buiten Palermo wordt het rustig. We passeren een tolhokje waar we een kaartje moeten trekken. Zowel de bovenkant als de voorkant van de automaat ontbreken.
Roadtrip Sicilië
“Zouden we hier wel een ticket krijgen?”, vraagt mevrouw Nomad zich af. “Tuurlijk wel”, zeg ik. “Dit is Sicilië, hier doen kapotte automaten het gewoon hoor.” Als er even later een kaartje uit het apparaat reutelt, zie ik het handgeschreven briefje: ‘Als u geen ticket krijgt, mag u gewoon doorrijden.’
Volgens de borden langs de kant van de weg moeten we links blijven rijden omdat er rechts aan de weg gewerkt wordt. Voor alle zekerheid is deze boodschap aan de linkerkant herhaald zodat we slalommend tussen de borden naar het oosten rijden. We komen geen wegwerker tegen.
Nebrodi
We zijn op weg naar Nebrodi, een ruig natuurpark bekend om z’n wilde dieren waar we in een tent zullen overnachten. We raadplegen de GPS en zien dat als we dwars door de bergen gaan, we zeker twee uur tijdwinst boeken.
Mevrouw Nomad geeft een ruk aan het stuur en even later bonkt de Fiat op een B-weg vol kuilen. Een kalfje staart ons aan, maar slaat op de vlucht zodra we een foto willen maken.
Af en toe lijkt de GPS even te twijfelen. Er verschijnt een huis met een vrouw die de was op de motorkap van haar Fiat vouwt. Longi, vragen we voor alle zekerheid. “Longi?”, herhaalt de vrouw. “Nooit van gehoord!” Hoe kun je nou nooit van een plek hier een uur vandaan hebben gehoord, vraag ik de fotografe.
Na een tweesprong rijden we achter de bestelauto van de post. Langzaam wordt het landschap leger en de gaten in het wegdek groter. We zien we een groepje huisjes. Op het erf ligt al hout voor de winter.
Bewoners kijken ons wantrouwend aan. Als we opkijken is de postbode verdwenen. Wij gaan links maar de GPS protesteert hevig. We draaien en kunnen alleen maar terug. Voor ons ligt een ravijn, althans zo lijkt het. Als ik over de rand tuur zie ik een brokkelig pad geschikt voor ezels en geiten. In de verte de auto van de postbode.
We sturen de Fiat er in. Het wordt steiler en de Fiat glijdt herhaaldelijk weg op de losse stenen. Wilde paarden steigeren als wij in de buurt komen. Dan knallen we in een gat en valt de auto stil. Shit. Snel spring ik er uit en inspecteer de onderkant. “We hebben een gat in de onderkant gereden”, meld ik.
“Als ie maar rijdt”, meent mevrouw Nomad en geeft gas. Onder de kap van de Fiat komt zwarte rook vandaan. We rijden in een grijs niemandsland. Zonder geluid. Alleen wij geven rooksignalen af. Dan ineens is de weg afgesloten met een hek. Waar is die postbode gebleven?
Het is akelig stil op de berg. We moeten terug, maar hoe? Keren is vrijwel onmogelijk. “Wat is die weg?”, vraagt mevrouw Nomad en wijst op een nog kleiner pad dat loodrecht naar beneden gaat. De GPS is het met haar eens. “No way”, zeg ik. “Dat is zelfmoord.” Dus proberen we de auto te draaien.
We maken het pad steenvrij en dan lukt het. Maar de kleine Fiat is ons gehannes zat. Oververhit protesteert ze hevig en geeft het dan op. Ook de telefoon en de GPS vallen dood. Het wordt langzaam donker. We zijn minstens een uur het pad afgereden. Hoe lang is dat teruglopen tot de boeren die we voor hun huis zagen. En dan? Hebben ze een trekker?
Doodsverachting
We besluiten even te wachten. Als de motorkap wat is afgekoeld, start mevrouw Nomad opnieuw de auto. De wagen komt pruttelend tot leven. Ik kan er nog net inspringen voor ze een dot gas geeft. Met ware doodsverachting hotst de Fiat over het pad. Pas als we de asfaltweg zien halen we weer adem. De auto stopt spontaan met roken.
De telefoon doet het weer want we schrikken als hij rinkelt. Onze contactpersoon die meldt dat het kamperen niet doorgaat vanwege een bosbrand. We moeten maar ergens een hotelletje boeken. Of dat een probleem is?
Tekst: Anneke de Bundel – Beeld: Nicole Franken
Meer Sicilië? Lees ook:
Sicilië in de literatuur:
- De leeglopers, Giovanni Verga
- De tijgerkat, Giuseppe Tomasi di Lampedusa
- Zo ook op aarde, Davide Enia