Paesens-Moddergat. Het klinkt als een Vlaams loopgravendorp. Maar dat is het niet. Het is het einde van de wereld. Daar waar Nederland in zee tuimelt.
Lauwersoog
De eigenaresse van de B&B wijst me hoe ik in Lauwersoog kan komen als ik nog wil eten, maar ik wil niet weer de auto in. Is er nergens in de buurt iets te krijgen? Ze schudt spijtig haar blonde krullen. Terpdorp Wierum vijf kilometer over de dijk is mijn enige alternatief. “Ik kan je wel mijn fiets lenen, maar tegen die wind kun je nooit op.”
Op de dijk, langs het wad van Moddergat, rukt de wind aan mijn kleren. Het ruikt er naar zilt en schaap.
Restjes wol wapperen aan de hekken, ganzenveren steken uit het gras. De natuur laat sporen achter. Het miezert. Rechts ligt de zee. Heel stil. Ze trekt zich niets aan van de bulderende wind. Ze rolt niet. Ze trekt zich slechts terug om steeds weer te keren.
Het wad van Moddergat
In de verte kijkt Ameland toe. Ondanks de rijke voedselvoorraden, nemen de vogels af. Nabij Moddergat zit gas in de bodem. De zilverplevier, de bonte strandloper, tureluur en de grutto, namen die kinderkampeervakanties doen herleven, zijn met steeds minder.
Aan de andere kant van de dijk groene weilanden. Honderden schapen die witte vlekjes in het groen maken. Bakstenen huisjes met wit omlijste daken. Een tractor die balen hooi ophaalt.
Dit was ooit de arme provincie waar de socialistische ideeën van Domela Nieuwenhuis en Troelstra in vruchtbare grond vielen. Nog altijd hoort Friesland tot de armste provincies. “Er is nauwelijks werk hier”, zal natuurfotograaf Hillebrand Breuker later zeggen.
Scheepsramp
Hij is opgegroeid met het wad. Het decor vormt zijn foto’s. “Mensen hebben generaties lang van de visserij geleefd, maar dat neemt af. Ander ongeschoold werk is er nauwelijks. Wie wil werken moet hier weg.”
Onlangs signaleerde het Reformatorisch Dagblad dat de afhankelijkheid van de Voedselbank explosief steeg in Friesland. Maar zelfs dat is niet nieuw. In 1893 is diezelfde armoede indirect oorzaak van een scheepsramp.
Het weer is te slecht om uit varen te gaan en de arme bevolking heeft geen vis om te eten laat staan te verkopen. Op 1 december werd besloten om toch uit varen te gaan.
Terpdorp Wierum
Het wordt de dood van 22 vissers. Een beeld van een vrouw met kind langs de dijk herinnert eraan dat deze vissersgemeenschappen regelmatig door het noodlot getroffen werden als boten vol mannen voorgoed op zee bleven.
Rampen rukten dorpen uit elkaar en lieten een gemeenschap van vrouwen achter. Wierum ligt in de kom van de dijk. Der ’t de dyk it lân omklammetlyk in Memme-Earm har bern. Daar waar de dijk het land omhelst gelijk een moederarm haar kind.
Bij de 800 jaar oude Mariakerk staat een standbeeld van een wjirmdolster, een pierensteekster. Het was de taak van de vrouwen om de dikke zeewormen aan de haak te slaan nadat zij die bij laag getij opgegraven hadden.
Ik loop eetcafé De Kalkman in eerste instantie voorbij, zo verblind door de regen ben ik. Een rij mannen zit in geitenharen sokken aan de toog. Er bovenop slaapt een opgekrulde poes.
Eetcafé de Kalkman
Geen pierensteeksters hier. Ik ben de enige vrouw in het café. Aan een tafeltje met een kleedje lees ik in de Leeuwarder Courant hoe een vrouw in een restaurant verder aan de kust een parel trof in haar oester. Triomfantelijk houdt ze het bolletje voor de lens. Helaas heeft De Kalkman geen oesters dus bestel ik schol terwijl ik lees over de Somalische Layla.
Layla is niet besneden en dat wil ze in tegenstelling tot haar familie graag zo houden. En dus wil ze in Friesland blijven. Maar Nederland wil haar terugsturen. Het verhaal eindigt met de vraag of ik de petitie wil tekenen.
Friesland verzet
Layla is in de juiste provincie terecht gekomen, bedenk ik. Friesland met een geschiedenis van verzet. Ik probeer me de donkere Layla voor te stellen hier aan die steile dijk met die gierende wind en dat stille zeewater, maar het beeld beklijft niet.
‘Wadloopschoenen hier te koop’, staat er op een bordje. Het gaat om canvas gympies. Van hier op gympies naar Engelsmanplaat. Daar komen de mensen voor. Mijn laarzen waarmee ik de dijk af ben gelopen zijn ongeschikt, verklaart een man aan de bar. De modder zuigt ze vast. “Het wad staat vol laarzen”, lacht zijn buurman. “Wadlopen is doorlopen. Niet blijven staan, want de zee zuigt.
Wadlopen
Zoveel mensen die wel blijven stilstaan. En dan vallen ze om en blijken hun laarzen zich te hebben vastgezogen. Moeten ze op hun sokken over de zeebodem.” De mannen lachen harder. Ik kijk naar hun geitenwollensokken.
De Friese taal golft door het café. Ook als er Nederlands wordt gesproken lijkt het in niets op het in elkaar gedrukte Grunnings van even verder op.
“We zijn anders dan die daar”, wijst een man aan de toog in de richting waar ik vandaan kwam. Een strijd die net als die tegen de zee en de armoe al eeuwenoud is.
Als ik terugloop over de dijk, gaat de wind zo hard tekeer dat ik vrees van de dijk te worden gerukt. “De wind maakt mensen hier knettergek”, had een man in het café me gewaarschuwd. “Je moet er tegen kunnen hier te wonen.
Mooiste plek van Nederland
Toeristen vind het prachtig hier. Vooral Duitsers.” “Maar Nederlanders ook”, vult een ander aan. “We zijn op de één na de mooiste plek van Nederland”, zeggen toeristen. “Wat de mooiste plek is? Dat interesseert ons niet.”
De schapen lijken niet onder de indruk van de wind. Knabbelend grazen ze over de dijk. Er ligt een vergane praam voor de kust, tussen het grijs van de lucht en het zwart van de zee, de enige kleuren die overblijven als de zon het wad verlaten heeft.
Tekst: Anneke de Bundel – Beeld: Nicole Franken
Meer Waddenzee? Lees ook: