Soms zit zo’n flamenco-roadtrip gewoon niet mee. Blijkt Camarón de la Isla toch dood te zijn, ben je beroemder dan je dacht en wordt de ontmoeting met je geliefde zanger overschaduwd door gebleekte tanden.
Het begon al niet zo lekker. “Een flamenco-roadtrip!”, had ze geschamperd. “Wel eens geprobeerd een flamencostip leuk in beeld te brengen? Ik ga alleen mee als we ook de wijk Las Trés Mil Viviendas in de reportage betrekken!”
Flamenco-roadtrip
Las Tres Mil is het Spaanse equivalent van een sloppenwijk en bevindt zich in Sevilla. In haar onsterfelijke vastgoedzwendelwijsheid heeft de Spaanse regering in de jaren zestig de Roma uit de oorspronkelijke wijk Triana overgehaald in torenflats in het zuiden van de stad te gaan wonen.
De Roma, die voorheen huizen met patio’s deelden, kwamen nu driehoog achter op een industrieterrein terecht. Verhalen over ezels in de logeerkamers deden de ronde. Drugs en armoede deden de rest. Het is zo verpauperd dat de politie er niet durft te patrouilleren.
Roma
Dat zei ik echter niet tegen de fotografe voor wie Roma de aaibaarheidsfactor van een puppy hebben. “Geen probleem”, zei ik in plaats daarvan. “Moeten alleen even kijken hoe we dat aanpakken. Misschien ons even tegen tetanus laten inenten? Het zit daar vol kakkerlakken en wilde honden.” Ze kwam er niet meer op terug.
En nu stonden we in de Vente de Vargas in San Fernando, iets buiten Cádiz. We kregen een rondleiding door het flamencorestaurant waar Camarón de la Isla is ontdekt. Terwijl ik luisterde hoe de zanger als jochie van acht ’s nachts van zijn bed werd gelicht om te zingen, had de fotografe een Roma gespot.
Camerón de la Isla
Ze trakteerde de man op een borrel in ruil voor zijn afbeelding. Een voorstel dat instemmend werd begroet. Dat hij de aguardiente moest laten staan tot ná de fotosessie, leek hij echter maar niet te willen begrijpen.
Verbeten bleef hij graaien naar het glas dat mevrouw Nomad buiten zijn bereik had geplaatst. Niet geheel standvastig lazerde hij bij een nieuwe poging van de kruk en sleurde daarbij zowel zijn glas als de fotografe mee in een wonderlijke choreografie.
Flamencoprins
“Jij gaat hier zo’n spijt van krijgen”, siste ze terwijl ze venijnig haar hak op het oor van de man plaatste. We waren die morgen, zoals gebruikelijk, te laat. In plaats van onze gids bij de Vente de Vargas te ontmoeten, raasde de fotografe met 200 kilometer per uur in tegengestelde richting.
“Je miste de afslag”, had ik geërgerd geroepen. “Ach zeur toch niet zo!”, had ze geantwoord. “Die flamencoprins van jou is al lang dood. Die kan wel even wachten.”
Personal assistent
Het bezoek aan Camaróns geboortestad was op het laatste moment aan het programma toegevoegd door Alex, onze PA, oftewel Personal Assistent. De PA was op zijn beurt aan ons leven toegevoegd door zijn moeder en daar de zus weer van. Doorslaggevend in zijn curriculum was zijn kennis van de Nederlandse taal. Alex kende welgeteld één woord: Snolliebollie.
Dus zoefden we door de baai van Cádiz met god op de achterbank. Diezelfde god die nu met man en macht probeerde overeind te blijven, terwijl de fotografe haarspeldbochten nam zonder vaart te minderen.
San Fernando
Terwijl ik voor de derde keer naar de gids in San Fernando belde om te zeggen dat we ‘ja heel vervelend nog ietsjes later zouden zijn’, nam de fotografe met onze PA het programma door. “Dus we gaan straks naar de begraafplaats van Camarón waar zijn fans nog altijd op zijn graf huilen. Mochten er geen fans zijn, word jij spontaan fan en huil je zijn hele mausoleum nat.”
“Echte flamencofans scheuren ook hun overhemd kapot”, voegde ik er aan toe. Dat had ik in een boek gelezen, al was dat geloof ik alleen bij levende zangers. “En slaan kruiken kapot op hun hoofd”, vulde de fotografe aan, die ze verzint waar je bij staat. Alex zag wat pips maar dat kon aan de haarspeldbochten liggen.
Journalisten
Ruim een uur te laat arriveerden we in San Fernando. Er stond een groep mensen met grote camera’s op hun buik. Blijkbaar hadden we een perstour opgehouden. Ik sprong uit de Fiat, terwijl de fotografe de auto tegen de stoeprand kwakte en de PA probeerde zijn normale kleur te hervinden. Een vrouw in een bodywarmer van dode konijntjes wachtte ons op.
“Welkom”, zei ze. “Ze presenteerde ons de journalisten van de vijf kranten en het ene tv-station. ”Ik stel voor, omwille van de tijd, dat je ze allemaal tegelijk te woord staat. Ongetwijfeld was mijn mond opengevallen, want ik voelde hoe die weer dichtklapte. “???” “Jullie interview met de pers! Jullie zijn hot. Nederlanders die over Camarón schrijven. Gewoon briljant.”
Ik wiep een wanhopige blik op Alex, maar onze PA leunde nog altijd witjes tegen de auto.”
Beroemd
“Moment!”, ik hobbelde naar de auto. “Nomad, we zijn beroemd”, zei ik terwijl ik voelde hoe mijn mond in een spastische grijns trok. “Ze willen weten waarom twee Nederlanders een flamenco-roadtrip maken.” “Dan zijn ze niet de enigen,” antwoordde de fotografe sarcastisch.
Een microfoon verscheen in mijn gezicht en gesouffleerd door de PA riep ik allemaal verheven zaken over Camarón van wie ik verder ook niets wist. Het werd tijd zijn graf te bezoeken. “Ik ga op zoek naar een levende zigeuner”, riep mevrouw Nomad en verdween in het café. Vijf persfotografen volgden in haar kielzog.
Flamenco puro
Het graf van Camarón was een zwart marmeren kolos die ernstig detoneerde met de wit ommuurde begraafplaats. Zwerfkatten lagen in het zonnetje en negeerden ons. Het was een mooie begraafplaats. De gids bracht de zanger hartstochtelijk tot leven:
Hoe hij furore maakte met Paco de Lucia en hoe hij de flamenco puro durfde te mengen met elektrische gitaren. “En nu kom ik dan op het moment dat het verdrietig wordt”, zei de gids.
Dode konijntjes
“Dat is als we ons realiseren dat hij er niet meer is.” Ze barstte tot mijn verbijstering in snikken uit. De dode konijntjes schokschouderden mee. “Hij is toch al even dood?”, vroeg ik onze PA voor alle zekerheid. “21 jaar, het is nog vers”, gaf Alex terug.
De PA wees op zijn horloge. “We moeten gaan. Ander komen we te laat voor het interview in Jerez.” Halleluja! Na tien jaar in stille aanbidding zijn cd’tjes grijs te hebben gedraaid zou ik gaan lunchen met mijn muzikale held de singer-songwriter Javier Ruibal.
We stopten de gids een zakdoekje toe, plukten de fotografe uit de armen van de omgevallen zigeuner en scheurden naar Jerez.
Javier Ruibal
In het restaurant zat de zanger al op ons te wachten. Ik had me al weken zenuwachtig gemaakt over de vraag hoe ik hem moest begroeten: Dag meneer? Hoi Javier? of Ik ben al sinds mijn achtste hopeloos verliefd op u? De zanger stond op, trok me naar zich toe en zoende me hartelijk.
Wat hij de volgende twee uur vertelde ging echter totaal aan mij voorbij. In het meest waardeloze diepte-interview ooit. En dat lag niet aan de zanger maar aan de geblondeerde mevrouw van toerisme die ons gezelschap hield.
Parelwitte gebit
In een poging de vrouw tot een zinnig gesprek te verleiden had mevrouw Nomad naar het geheim van haar parelwitte gebit gevraagd.
“Bleken”, antwoordde ze met een witte lach.
“Onder Franco”, begon Ruibal met de beantwoording van mijn eerste vraag , “was alle muziek verboden behalve flamenco, ik…”
“Jazeker, ik schaam me er niet voor, ik heb mijn tanden laten bleken”, knalde de geblondeerde mevrouw over de tafel vol tapas. “In een tijd dat bleken in Spanje absoluut onbekend was. Je kunt je voorstellen dat de producten die ze op mijn gebit loslieten genoeg waren om een chemische oorlog mee te winnen.”
Arabisch uit Marokko
Ze sperde haar mond wijd open en alle drie staarden we naar haar witte gebit. Ruibal nam een slokje bier en vervolgde stoïcijns: “Je moet je voorstellen dat wij met slechts flamenco opgroeiden, soms een flard Arabisch uit Marokko, het waren de bizarste jaren zestig ooit. En…”
“Maar ja, je wilt er op je voordeligst uitzien en daar heb je wat voor over,” tetterde de toerismemevrouw er dwars doorheen. De zanger en ik schoven eensgezind onze stoel naar het verste einde van de tafel.
Tanden bleken
“En een pijn dat ik had!”, de dame schoof gemoedelijk mee. “Uiteindelijk heb ik de onderkant niet laten bleken. Moet je je voorstellen: jaren voor gespaard en dan doe je het toch niet. Een ander nadeel van het bleken is dat je tanden ervan uitvallen.”
Toen ik ’s avonds in het hotel mijn aantekeningen onder het kopje ‘Interview Ruibal’ bekeek, las ik: Franco: tips om pijnloos tanden te bleken.
Snolliebollies
De volgende morgen stormde Alex onze hotelkamer in. In zijn hand een pak kranten. “Snolliebollies, jullie zijn beroemd!”, grijnsde hij. “Jullie hebben alle kranten in de baai van Cádiz gehaald.”
Tekst: Anneke de Bundel – Beeld: Nicole Franken
De dames zijn op weg R&B te worden. Rijk & Beroemd. B begint aardig te lukken. R laat nog even op zich wachten. Tot die tijd huren we onze PA uit aan iedereen die een kundige regelaar kan gebruiken. Maar we willen hem wel terug!
Zie hier het verhaal in de Diario de Cádiz
Meer damesverhalen? Lees ook:
Cádiz praktisch:
- Spreek niet af met je lievelingszanger onder auspiciën van toerismemedewerkers!
- In het seizoen kun je ook op Jerez de la Frontera vliegen.
- Maak de Camaróntour met Ana, ze doet ‘m al flamencozingend.
Heerlijk om te lezen weer. Ik geloof dat ik geneigd zou zijn geweest die toerismedame een stomp op haar neus te geven… in ieder geval in gedachten. 😉
Haha, wij zijn niet gewelddadig.
Je zou natuurlijk ook gewoon op Jerez de la Frontera kunnen vliegen….. dan heb je alleen nog maar een taxiritje nodig in plaats van trein / bus / gehuurde auto o.i.d.
Dat had gekund als we in het zomerseizoen waren gegaan. Daarbij maakte het onderdeel uit van een langere reis door het zuiden van Spanje.