De man neemt moeizaam naast me plaats. Met twee handen op zijn wandelstok laat hij zijn achterste boven het houten zitvlak van de bank hangen. Als een hijskraan die zijn vracht moet lossen, zakken de magere billen schoksgewijs naar beneden. Als ze het hout raken, slaakt hij een zucht.
Stadhuis Bilbao
Aan de overkant van de rivier, achter het stadhuis van Bilbao, lichten de heuvels op in de zon. Een boot met joelende schoolkinderen vaart voorbij. Een zwaan volgt traag. “Een mooie stad”, verbreekt de man de stilte. Ik knik. “Vroeger was ze lelijk. Alsof je blootsvoets in stront stapte, zo lelijk.” Ik knik weer. Niet omdat ik ervaring heb met het blootsvoets in stront stappen, maar omdat ik weet hoe lelijk de stad was.
Ik zag Bilbao voor het eerst in 1987. Als student raakte ik op een middag in Salamanca aan de praat met Pablo en Ramón. Vertegenwoordigers op weg naar Baskenland, grondgebied van de Baskische afscheidingsbeweging ETA. Eerder die zomer had de ETA met een autobom 21 mensen tot ontploffing gebracht.
Kunststof ledematen
Vijftig anderen mochten met gloednieuwe kunststof ledematen een draai aan hun verwoeste leven geven. De Guardia Civil, regelmatig doelwit van de organisatie, stond op scherp. Ik wilde dat gebied waar mensen voor doodden wel eens zien. Een uur later zaten mijn studiegenootje Karin en ik bij de mannen in de auto op weg naar het noorden.
Eta-aanslag
Pablo en Ramón vormden een vreemd duo. Pablo was agent geweest. Het motto van de Guardia Civil: ‘Todo por la patria’ –alles voor het vaderland- werd sinister toen hij zich realiseerde dat todo zijn leven inhield. Twee keer was hij op een haar na aan een ETA-aanslag ontsnapt. En nu was hij vertegenwoordiger op weg naar Baskenland.
Ramón had zich al op jonge leeftijd geroepen gevoeld God te dienen. Als kloosterling in Avila, had hij op een dag een brief van zijn voormalig buurmeisje ontvangen waarin ze hem schreef niet los te kunnen komen van haar gevoelens voor hem. Toen Ramón na deze wereldse openbaring het klooster verliet, bleek het buurmeisje getrouwd en hoogzwanger van de andere buurjongen.
Encyclopedieën
Terwijl de droge bruine vlakte plaatsmaakte voor de groene heuvels van Baskenland met de bijbehorende regen, vroeg Karin wat de mannen precies vertegenwoordigden. “Kennis”, zei Ramón die de auto door de heuvels joeg. “Encyclopedieën”, verduidelijkte Pablo. “Wij bellen mensen en maken een afspraak. We schenken ze het eerste deel van de encyclopedie en de rest kunnen ze op afbetaling kopen. Ze ontvangen dan iedere maand een deel.” Met 24 delen hadden de kopers wat om naar uit te zien.
Na een stop bij een benzinestation ter hoogte van Vitoria-Gasteiz, draaide Pablo zich naar ons om. “Ik doe jullie een voorstel. Wij betalen jullie hotel en avondeten. In ruil daarvoor verkopen jullie morgen encyclopedieën.
Wat vinden jullie daarvan?” Ik vond het een buitengewoon slecht plan, maar Karin zei: “prima voorstel.” Kort na zevenen reden we een donkere stad vol vervallen woonblokken binnen. We spraken met Pablo en Ramón af voor het avondeten. In de tussentijd maakten we een wandeling door de stad.
De middeleeuwse binnenstad was donker en somber. Overal lag vuil. We roken de rivier lang voor we haar zagen. De Nervión was een bruine drap waar het afval van de stad op dreef. Op iedere straathoek stond politie die de weinige voorbijgangers voortdurend om identificatie vroeg. Er was nauwelijks straatverlichting. Als ik hier moest wonen zou ik ook een abonnement op een encyclopedie nemen, bedacht ik me.
Afgezet
We haalden de mannen op en stapten een eenvoudig restaurant binnen. Na een paar glazen wijn werd het vooruitzicht de volgende dag encyclopedieën te verkopen, bijna iets om naar uit te kijken. Toen we na het eten buiten kwamen, was de straat afgezet. In de tijd dat wij gegeten hadden, was één zijde van de straat afgesloten met zandzakken. Aan de andere kant konden mensen de straat alleen verlaten via een fuik.
Karin en ik mochten doorlopen, evenals Ramón na controle van zijn papieren. Maar Pablo moest opzij stappen en met zijn handen in zijn nek en zijn rug naar ons toe langs de kant gaan staan. Naast hem stonden nog een stuk of acht mannen, onder schot gehouden door mannen met mitrailleurs. Wij werden gemaand door te lopen.
In het hotel liep een nerveuze Ramón rondjes door de lobby. Ik stelde voor nog eens terug naar de straat te gaan om te zien of Pablo er nog stond, maar dat leek Ramón alleen maar meer angst in te boezemen. Toen het eindelijk licht werd, kwam een verfomfraaide maar op het oog ongedeerde Pablo binnen. Hij liep direct door naar de lift. Even later hoorde we aan de pling, dat Pablo een verdieping hoger weer was uitgestapt.
Betaald
De volgende morgen vonden we een briefje onder de deur. De mannen waren vertrokken. Het hotel was betaald. Als we wilden konden we nog een nacht blijven.
Er joggen mensen met honden voorbij over de esplanade langs de rivier. De man naast me vouwt een krant uit. “ETA wil een einde aan gewapend conflict”, lees ik hardop. “Het geweld vertrekt, er komt kunst voor terug”, zegt de man met de magere billen. Hij wijst op een plek links achter me waar het platina dak van het Guggenheim schittert.
Springstof
Ik kijk naar de heuvels achter het stadhuis waar ik gisteren per toeval getuige was van een afzetting. Mannen met handen in hun nek stonden langs de kant van de weg. ’s Avonds vermeldde het nieuws dat de politie 1.6 ton springstof had gevonden bij een inval op een boerderij. Ergens daar op een heuvel in de zon vol lammetjes die door het gras buitelen, heeft iemand plannen gehad nog meer slachtoffers toe te voegen aan de lange lijst van de ETA. Maar dat zeg ik niet tegen de man. “Het is een schitterende stad geworden”, antwoord ik slechts.
Tekst: Anneke de Bundel