De vraag wordt me zo vaak gesteld dat ik het gevoel begin te krijgen dat ik iets heb gemist. “Toronto?”, echoot de opdrachtgever als ik onze afspraak verzet vanwege mijn reis. “Waarom?” “Wat moet je daar nou?”, vraagt de dierenarts als ik mijn zieke kat bij haar breng en bezorgd informeer of hij wel beter zal zijn voor mijn vertrek.
Toronto, multiculturele miljoenenstad
Ik vertrek niet naar Tietjerksteradeel, ik ga naar Toronto. Een multiculturele miljoenenstad met wolkenkrabbers die pootjebaden in het meer van Ontario. De stad van de Maple Leafs, de professionele ijshockeyclub. Al valt er op dat professionele nog wel wat af te dingen aangezien ze al sinds 1967 geen beker meer hebben vastgehouden.
Toronto is Canada’s antwoord op New York voor wie groot denkt. Op een steenworp afstand van de Niagarawatervallen en Detroit voor wie in context denkt. De stad van Neil Young, Drake en de inmiddels overleden crack rokende burgemeester Rob Ford. Waar de inwoners zich ernstig zorgen maken over de Amerikaanse benedenbuurman die aan de overkant van het meer regeert.
Buiten Canada geboren
En het is niet alsof ik de eerste ben die naar Toronto afreist. Zo’n 1,4 miljoen anderen ondernamen onlangs ook de reis. De helft van Toronto’s inwoners is immers buiten Canada geboren. Dus ergens in Punjab, Porto of Sichuan moet ook de vraag zijn gesteld: “Toronto! Waarom?”
Al zal het antwoord van meet af aan duidelijker zijn geweest. Omdat een oom in Kensington Market curry verkoopt of een verre nicht een restaurant in Little Portugal of Chinatown bezit. Omdat Toronto synoniem is voor een beter bestaan.
Koufront
Ik ben niet op zoek naar een beter bestaan, ik ga op vakantie. Toegegeven, februari is niet erg voor de hand liggend. Een koufront heeft de golfslag van Lake Ontario bevroren. Op de voorpagina van de New York Times zie ik hoe de mensen van de eilanden per schaats hun boodschappen in de metropool doen.
Wellicht is dat ook de reden waarom mijn reis zo goedkoop is. En daarmee kom ik meteen op de enige en meest banale reden voor mijn bezoek: de prijs. Voor 250 euro vliegt Iceland Air me naar Toronto en als het een beetje mee zit ook terug.
New York
Aanvankelijk had ik naar New York gewild maar het feit dat ik na zes uur vliegen nog drie uur in de rij voor immigratie moet staan om vervolgens als vuil behandeld te worden, houdt me tegen.
Dus huur ik een loft in een voormalige doodskistenfabriek met uitzicht op de expressway en wolkenkrabbers die het zicht op Lake Ontario ontnemen. En vlieg ik naar Toronto Pierson International, waarvan de ontvangstruimte veel van Tuzla Airport wegheeft.
Nieuwe vaderland
Ik schuifel door gangen zonder einde, die ooit wit zijn geweest, nu bezoedeld door de miljoenen handen van mensen in de rij voor immigratie.
Zich in stilte afvragend wat hun nieuwe vaderland zal brengen.
Het formulier dat ik in het vliegtuig heb ingevuld, blijkt louter tijdverdrijf. Het moet opnieuw en nu digitaal. Ik beloof wederom geen miljoenen in te voeren. Als beloning krijg ik een foto van mijzelf op glanzend papier. Althans, dat is de bedoeling maar het apparaat is defect, net als dat ernaast.
Uiteindelijk is de douane helemaal niet in mij geïnteresseerd en gooit mijn hoofd in de prullenbak. En ook de immigratie-officier kijkt niet op van mijn komst. Binnen het uur, inclusief twee defecte apparaten, sta ik met mijn koffer in de vrieskou van Toronto.
Union Station
De expresstrein brengt me naar Union Station waar 100 Indiase taxichauffeurs naar mijn hand vol Canadese dollars dingen. Ik schuif op de achterbank van een chauffeur die, gezien zijn leeftijd, al heel lang dood had moeten zijn. “Toronto?”, concludeert hij vrij nauwkeurig. “Waarom?”
Aangezien het me onfatsoenlijk lijkt de prijs te noemen tegen een man die ver boven de pensioengerechtigde leeftijd in een auto rijdt die duidelijk betere tijden heeft gekend, roem ik de reputatie van de stad.
We rijden over Queen Street die de stad van oost naar west doorsnijdt, en waarvan het westelijk deel hip moet zijn, maar ik zie alleen maar panden met afgebladderde verf en vieze ramen in hopen bruine sneeuw.
Toronto’s abattoir
De chauffeur komt tot stilstand voor de doodskistenfabriek. Een groot bruin gebouw aan een donkere straat. Aan de overkant huist Toronto’ s abattoir, lees ik op de gevel. De dood en de ter dood veroordeelden vormen kennelijk mijn metgezellen op deze reis.
Ondanks de gedetailleerde uitleg van de verhuurster lukt het me niet de lockbox te vinden waarin de sleutel van mijn appartement zit. Een vriendelijke Canadese jongeman verschijnt uit het niets en helpt me het bakje te vinden. Als ik vraag of er ergens nog iets open is, wijst hij voorbij de sneeuw naar een lichtbron en pakt zijn telefoon. “Ze zijn goed en de keuken is nog open”, zegt hij als hij zijn telefoon weer in zijn jaszak laat glijden.
Nieuw in Toronto
En zo glibber ik even later langs hopen bruine sneeuw en bevroren plassen naar de kroeg. Ik word onthaald als een vriend. Kaarsjes op tafel, wijn volgt. “Welkom! Nieuw in Toron’o?”, vraagt de gastheer dan. Hij laat de tweede ‘t’ in de plaatnaam weg zoals een inwoner betaamt. Hij schuift borden vol warm voedsel op tafel. Hij vraagt niet wat ik kom doen. Hij vindt het vanzelfsprekend dat ik hier ben.
Buiten laat een man in een parka een hond in een gebreid jasje uit. Ik neem een slok van de wijn en luister naar de kabbelende gesprekken om me heen en vraag me niet langer af hoe een februarinacht in Tietjerksteradeel zou zijn.
Tekst: Anneke de Bundel – Beeld: Shutterstock
Canada praktisch:
- Wil je je visum online aanvragen? Dat kan binnen 5 minuten bij eTA in het Nederlands aanvragen