Als blinde in het MuZIEum

“Als je moest kiezen, wat heb je dan liever, blind of doof?” “Geen van beide”, riep ik direct tegen mijn dochter die gretig stond te wachten tot ik een handicapje had uitgekozen. “Nee je móét kiezen”, gebood ze. Om er meteen aan toe te voegen: “Ik ben liever blind.”

Nijmegen – “Echt waar?”, zei mijn privé-kok oprecht verbaasd over haar keuze. “Ik moet er niet aan denken dat ik nooit meer kan zien.” En wat zou jij kiezen?” Alle ogen waren op mij gericht. “Als het echt niet anders kan, dan kies ik voor blind.”

Voorzichtig klopte ik mijn keuze even af op de houten tafel. Je weet maar nooit of er een god meeluistert die direct straft door genadeloos te verblinden.

Hoewel blind zijn niet echt handig is voor een reisjournalist, moest ik er niet aan denken dat ik nooit meer zou kunnen meeluisteren met gesprekken in de trein of voor het sokkenrek van de Hema. “Wat denk jij, zal ik een panty van 40 dernier of van 60 dernier nemen?”, had ik een meisje die morgen twijfelend haar vriend horen vragen.

MuZIEum Nijmegen

Ernstig antwoordde de jongen dat 80 dernier beter zou zijn omdat ze nou eenmaal niet zulke mooie benen had. Hij had ongetwijfeld “blind”, geantwoord op de vraag van mijn dochter.

En dus werd ik een luttele twee weken later blind. Niet voor altijd maar voor een paar uurtjes als onderdeel van een reportage over Nijmegen. Op een koude maandagmiddag stonden de fotografe en ik voor het MuZIEum, een ervaringsmuseum over zien en niet zien.

Een struise vrouw dirigeerde ons naar de kluisjes en liet weten dat er niet ab-so-luut niet gefotografeerd mocht worden. Wat je als visueel gehandicapte zou moesten fotograferen was onduidelijk. De fotografe had zich al met verve de rol van blinde aangemeten en liep met haar ogen dicht naar een bak vol stokken waar een groepjes bezoekers zich had verzameld.

“Zo”, zei de vrouw, “nu pakken jullie allemaal een stok uit de bak. Ongeveer de lengte van je navel tot de grond. Die stok fungeert straks als je ogen.” We doken in de bak met blindenstokken. De rest van ons groepje bestond uit drie serieuze mannen en een opgewekte vrouw die hun vrije maandag hadden opgeofferd om zich eens lekker in te leven in de blinde medemens.

Visueel gehandicapte

Ze stelden geïnteresseerde vragen als: wat eet een blinde zoal en wat droomt een blinde als ie niet kan zien? “Jullie gaan zo naar binnen. Daar wacht een gids op je”, onderbrak de vrouw van het Muzieum de vragenstroom. Hij neemt je mee op een wandeling door zijn wereld. Mocht je in paniek raken, geef het aan en we halen je terug”

Terughalen? Het klonk als we op het punt stonden tot een duistere sekte toe te treden. De fotografe fluisterde: “Ik hou hier niet van. “Kop dicht”, fluisterde ik terug. “Jij wou dit en trouwens blinden kunnen alles horen.” Dat had ik geleerd van Beertje Ligthart.
De blinde hoofdpersoon uit een boek dat ik als kind verslonden had. Uit piëteit voor de jongen had ik een week lang met mijn ogen dicht door het huis gelopen totdat ik van de trap was gelazerd.

Even later stonden we in een donkere gang van het Muzieum. Een mannelijke stem stelde zich voor als onze gids. De gids gaf ons een hand wat heel ongemakkelijk is als je niet weet dat iemand je een hand gaat geven. Daarna sommeerde hij ons achter hem aan te komen.

Ook dat viel niet mee. Even later gingen we nog een deur door en stonden we in het niets. Slechts een kleur: zwart. Geen nuance, niets.

Als Alcock en Whitten-Brown in 1919 de eerste geslaagde non-stop trans-Atlantische vlucht ondernemen van Newfoundland naar Ierland, verliezen ze op een gegeven moment hun instrumenten. Ze hangen in de lucht maar zien de aarde niet en in het wit van de wolken weten ze niet meer wat onder of boven is of recht vooruit. Zo’n gevoel had ik ook. Alleen was mijn wereld uitgevoerd in zwart.

Blinde paniek

Het was een beangstigende gewaarwording om niet te weten hoe groot of hoe hoog de ruimte voor mij was. Of de weg effen was of omhoog liep. Ik was ieder gevoel voor richting kwijt. Ik voelde blinde paniek opkomen. De fotografe die achter me stond, greep mijn arm. “Shit”, zei ze. “Shit”, dacht ik, “had ik nou maar doof geantwoord.” Schuifelend met de stok liepen we door totdat de stem zei dat we nu bij zijn huis kwamen.

In de huiskamer werd ik op de bank voor de tv geplaatst. Niet dat ik de tv kon zien. Laat staan de eettafel waar ik dan ook vol tegenaan liep. Zitten was duidelijk veiliger. De opgewekte vrouw die zich duidelijk op haar bezoek aan het Muzieum had voorbereid ging wel op onderzoek uit en sloeg met haar stok wild om zich heen. “Ach interessant”, riep ze iedere keer als ze op een keuken, computerhoek of boekenkast mepte en ons van haar bevindingen kond deed.

We gingen weer op pad. Door een park naar een supermarkt waarbij we een drukke weg in het Muzieum moesten oversteken. Ergens na het park raakten we de groep kwijt, we hadden geen idee welke kant we op moesten. Paniekerig streken we langs de wanden tot mijn hand een klink voelde. Hoorden we daar geen stemmen? We gingen de deur door en kwamen in een hok terecht. “De bezemkast?” opperde de fotografe. “Of het openbaar toilet?” “We zijn tenslotte in een park” antwoordde ik. “Niet te geloven dat we zelfs in een museum weten te verdwalen.”

Hangtieten

Een stem riep ons. Waar we waren? Tsja zie dat maar eens uit te leggen in het donker. “En wie is dit”, vroeg een man uit ons groepje die ineens voor ons stond. “Dat ben ik, je weet wel die vrouw met die hangtieten”, hoorde ik de fotografe zeggen. Die informatie was nieuw voor mij, maar ja ik had eerlijk gezegd nog nooit aan haar gevoeld. “Hoe moet je jezelf anders omschrijven als je blind bent? Kan moeilijk zeggen dat ik de fotografe ben” mopperde de fotografe verongelijkt. “Hopelijk houdt dit ‘m op afstand.”

Met de fotografe aan mijn arm strompelde ik voort. Elkaar loslaten durfden we niet want het was net als in het oerwoud. Een stap opzij en je was elkaar volledig kwijt. Met een stok in een rijtje lopen was overigens ook risico verhogend. Om de haverklap kwam iemands stok tussen mijn benen zodat ik struikelde. Besef van tijd was ik al lang kwijt want ook onze telefoons hadden we moeten inleveren. Na een eeuwigheid belandden we in een café.

Op dit soort gelegenheden kan ik tenminste blind varen. Op de tast kroop ik op de barkruk. Een ding had ik inmiddels wel geleerd als blinde: Zitten is een stuk veiliger.

Toen ik ’s avonds thuiskwam, vroeg mijn dochter: ‘En? Blind of doof?’ “Uh misschien toch wel doof”, zei ik nadat ik eerst had onderzocht of er geen museum voor doven was. “Trouwens van blind zijn krijg je hangtieten.”

Tekst: Anneke de Bundel – Beeld: Nicole Franken

Dit verhaal werd geschreven op uitnodiging van Toerisme Nijmegen

Meer Nijmegen? Lees ook:

De gekmakende bureaucratie voor gehandicapten:

  • Anne van de Klundert, de vrouw die niet past.

 

Share at:

Geef een reactie

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Omdat je van verhalen houdt…

Omdat je wel wil lezen, maar niet steeds wil kijken of er al een nieuw verhaal is. Laat je e-mail achter en je krijgt een nieuw verhaal gewoon in je brievenbus.