Roadtrip flamenco

Nog altijd weerklinken er de jammerende ayyy’s van verdwenen eeuwen en verloren liefdes. Jerez de la Frontera, hoofdstad van de flamenco én van de wijn. We gingen op zoek naar de ziel van de flamenco en troffen haar aan in Marokkaanse theehuizen, op begraafplaatsen en tussen vaten vol sherry.

Jerez de la Frontera – “Dit is het gedeelte waar de mensen zich ineens realiseren dat hij er niet meer is,” Ana’s stemt stokt. Even denk ik dat ze gaat huilen, maar dan herpakt ze zich. Slikt zichtbaar iets weg. Voor ons bevindt zich een massieve marmeren tombe.

Roadtrip flamenco

Eromheen de witte muren van de begraafplaats die gretig het felle zonlicht weerkaatsen. Op de tombe zit Spanjes beroemdste flamencozoon Camarón de la Isla. Eveneens in marmer. De handen losjes op de dijen.

Hij is alweer 21 jaar dood. Maar levendiger dan ooit. Zijn graf in San Fernando, even buiten Cádiz, wordt nog dagelijks door talloze flamencoliefhebbers bezocht. Soms storten ze zich huilend op het koude marmer. “Ayyy“, klinkt het dan over het kerkhof.

Wijnveld Cadiz Nomad & Villager

Arabische en Joodse invloeden

De katten die op de graven zitten, reageren er al lang niet meer op. “De dag dat Camarón stierf, begon de mythe,” zegt gids Ana.

Wat is dat toch met de flamenco? Die volksmuziek die het zuiden van Spanje al eeuwen in haar greep houdt? Met haar Arabische en Joodse invloeden uitgevoerd door zigeuners en payos. Met de uit India afkomstige armbewegingen, de teksten vermengd met jammerklachten, gedichten van Lorca, voorzien van scheutjes blues, jazz en folk?

Duende

“Als je door de flamenco geraakt wordt, kom je er niet meer van los”, zegt flamenco-expert Francisco Perujo de volgende dag in Cádiz. In de flamencoclub Peña Flamenco wacht hij me op. Strak in het pak lijkt hij eerder op zijn plaats in de opera dan hier tussen stokoude mannen met zakdoeken in hun pochet.

“Het zit hem in de duende. Duende maakt dat je moet huilen, dat mannen hun overhemd kapot scheuren. Het is dát wat kippenvel veroorzaakt als je een muzikant hoort optreden.”

Tarifa

Op de kustweg van Tarifa naar het westen draai ik aan de knoppen van de radio op zoek naar een flamencostation. Paarden grazen in groepjes langs de kant van de weg. Javier Ruibal vloeit uit de speakers. Over kippenvel gesproken! De troubadour uit de baai van Cádiz bezingt hoe hij stiekem de benen van zijn eerste liefde streelde in cine Macario, terwijl Franco’s straffe politieke wind door het straatarme Andalucía waarde.

Ruibal is één van die zangers die de Flamenco niet in pure vorm gebruikt, maar als een kapstok om die vervolgens vol te hangen met Arabische klanken, folk en blues. “Ik kan me herinneren dat wij in de tijd van Franco, urenlang de antenne van de radio ronddraaiden in de hoop iets van buiten Spanje te horen.

Soms vingen we wat Arabisch op, wat Afrikaans, wat folk. Die flarden hebben mijn muziek getekend,” vertelt hij tijdens een lunch in Jerez.

Vejer uitzicht Nomad & Villager

Ziel van de flamenco

“A Roma, no quiro ir” zingt hij. Dat komt goed uit. Wij willen ook niet naar Rome want we zijn op weg naar Jerez de la Frontera. In Jerez ligt de ziel van de flamenco, is ons bezworen.  Maar zo ver zijn we nog niet. We zijn in Tarifa, het zuidelijkste puntje van Spanje.

Aan de overkant van het water, lonkt Marokko. We worden omringd door het groen van de Spaanse lente. Windmolens begeleiden ons. Hun armpjes draaien enthousiast in het rond als willen ze ons aansporen: véte, ga! Naar Cádiz, naar Jerez.

Na Tarifa ligt daar ineens de Atlantische Oceaan. Het water helder blauw tegen het frisse groen van het land. We hadden een dor, droog gebied verwacht. Is dit het land van de flamenco? De olés? De duende? Het lijkt Ierland wel.

Regen spat op het dak. Takke-takke-tak als de taconeo waarmee de flamencodanseressen hun voeten laten roffelen. Huizen met arcades. Hier en daar een kip. Mimosa schildert de kant van de weg uitbundig geel.

Carcelera

Dan ineens Vejer de la Frontera. Stralend wit, geplakt op een rots. Een oude Moorse stad met kronkelsteegjes vol sinaasappelbomen en een fontein met mozaïeken ingelegd. Ergens slaat een kerkklok blikkerig het middaguur. Op een binnenplaats hangt een vrouw de was op.

Ze zingt vreemd genoeg een carcelera. Een klaagzang geënt op het gevangenisleven. De geliefde zit in de gevangenis en ziet bij volle maan het verdriet in haar ogen en haar ziel gebeiteld staan. Ik overweeg mee te klappen, maar durf niet uit angst de wasmand naar mijn hoofd te krijgen.

Camerón de la Isla

Vlak voor Cádiz stoppen we in San Fernando. Hier werd de Spaanse flamencolegende Camarón de la Isla geboren. Restaurant Venta de Vargas, dat al sinds 1924 flamenco en eten serveert, is waar je moet zijn als je meer over  de jong gestorven zanger wil weten.

“Dit is het Vaticaan van de flamenco”, zegt Ana met enige pathos. “Camarón was beroemd vanwege zijn bijzondere stem en zijn duende maar hij was ook een vernieuwer door gedichten van Lorca op te nemen. Als achtjarig jongetje trad hij hier al op.”

Berza Gitana

De wanden zijn behangen met foto’s van de flamencoprins die op 42-jarige leeftijd aan longkanker overleed. Als ik onder het tafelkleed gluur, zie ik dat de tafels zijn ingelegd met taferelen uit de flamencowereld. “Je kunt hier zijn lievelingseten krijgen,” zegt Ana. “Garnalen?”, gok ik vanwege zijn bijnaam camarón hetgeen garnaal betekent.

Ana schudt haar hoofd. “Nee hij was dol op Berza Gitana, een varkensstofpoot uit de traditionele zigeunerkeuken.”

Mick Jagger

Een oude zigeuner komt een borrel halen. Of we weten dat Camarón ooit zijn onderbroek heeft geruild met Mick Jagger? Het wordt tijd om de kust te volgen naar Cádiz. Europa’s oudste stad die als een arm met een hand eraan in de Atlantische Oceaan kriebelt.

Zigeuner in San Fernando

Slechts vastgehouden door een flinterdun lijntje land. Rijen duinen schermen de zee af en begeleiden ons naar de havenstad. Hier spoelden in de loop van de geschiedenis verschillende volkeren aan die allemaal een bijdrage aan de flamenco zouden leveren.

Santa María is een prachtige maar arme volkswijk bij de haven waar in bijna ieder huishouden wel een flamenco-artiest werd geboren. De zee vormt het achtergronddecor. Ooit was La Merced de overdekte markt van Cádiz, nu is het een centrum waar iedereen gratis flamenco mag beoefenen.

Jonge kinderen in het zwart zwermen om ons heen. Binnen enkele ogenblikken hebben de meisjes hun armen hoog boven het hoofd geworpen, de vingers klaar om te knippen.

“Het centrum is populair sinds de crisis hier hard heeft toegeslagen. Veel families hebben geen werk, geen geld en storten zich als afleiding op de flamenco. Het is altijd de muziek van de armen geweest”, aldus uitbater Jorge.

We strijken neer bij Sorpranis voor een bord salmorejo, een puree van brood en tomaten. Mayca uit Cádiz schuift bij ons aan. Op straat haasten mensen zich door de steegjes. Haar Arabische uiterlijk doet Moorse voorouders vermoeden.

Moorse invloeden

“Geen idee”, zegt ze. “Deze stad is een mengelmoes van de mensen die in de haven aankwamen en van hier weer naar Zuid-Amerika trokken.” Wat ze wel weet is dat de flamenco beïnvloed is door de dames uit Cádiz.

“We konden twee dingen namelijk heel goed: dansen en huilen!” Pardon? “Ja onze dans zou via de Romeinen bij de zigeuners terecht zijn gekomen. Daarnaast konden we zo goed huilen dat de dames uit Cádiz overal werden gevraagd als klaagvrouw. Ze doet het even voor: “ayyyy.” Ik moet aan Ana op het graf denken.

Torre Tavira

We dwalen door de stad. Beklimmen de Torre Tavira. Ooit de uitkijktoren om te zien of de schepen uit de nieuwe wereld al binnenkwamen. Klein zijn de mensen die door de smalle straatjes lopen. De haven ligt aan onze voeten, evenals het strand van Cádiz. De zee rolt met schuimkragen tegen de zalmroze binnenstad.

“Strand en een overvloed aan werkloze muzikanten, is alles wat ons rest”, typeerde Ruibal Cádiz tijdens zijn optreden de avond ervoor.  Hij had een bulería ingezet. Alle doemscenario’s ten spijt, gingen de handen van het publiek direct op elkaar.

Ritmes

Spaanse handen vinden blindelings de ritmes. Muzikanten zien we niet. Wel wat vissers die hun boot de zee opduwen. Tijd voor Jerez de la Frontera.

Vejer de la frontera waveboarden

De naam doet vermoeden dat het een grensplaats is, maar Jerez ligt landinwaarts en la Frontera vormde ooit de grens tussen het katholieke Spanje en de Moorse wereld. We zijn toe aan een sherry en melden ons in de bodega van Gonzales Byass waar de Tio Pepe wordt gemaakt. Even geen flamenco.

Sherry

Maar even geen flamenco bestaat in deze contreien niet. Tussen de eiken vaten welt een ritmisch getik op en even later roffelen er dames over een catwalk tussen de sherry. De producent vormt het toneel van de jaarlijkse Flamencomodeshow. Nooit geweten maar ook de stippen op de jurk zijn aan mode onderhevig.

We passeren een onzichtbare grens en komen in de steegjes van de joodse wijk terecht op de Plaza Plateros. We hebben met zanger Javier Ruibal afgesproken in bar Casa Gabriela, waarvan de slogan luidt: ‘wij sluiten pas als jij voldaan bent.’

Amadelsaus

Dat zou wel eens sneller kunnen zijn dan bedoeld want Juan-Antonio, de uitbater, reddert en fladdert om ons heen met lokale lekkernijen. Tomaten, niertjes in sherry, gehaktballetjes in amandelsaus. Het verschijnt achter elkaar op tafel.

Net als de wijn en de manzanilla. “Buitenlands bezoek en een beroemde zanger en dat allemaal op een dag,” grijnst de uitbater. “Alsof ik in de hemel ben beland.”

Alcazár

Over de hemel wisten de Moren ook het nodige. Boven de joodse wijk torent het Alcazár uit het Arabische verdedigingsfort. Met binnenpleinen vol palmen, jasmijn en sinaasappelbomen. Zo moest het paradijs er uit zien, wisten de Moren en creëerden een voorportaal dat er op leek.

Ruibal vertelt tussen de happen door over een jeugd onder dictatuur, een gitaar die de ontsnapping vormde. Over de havenstad Cádiz die de poort naar de rest van de wereld vormde. Over een moeder die als zovele moeders tijdens het huishouden flamenco zong. “Flamenco was de enige muziek in mijn jeugd die was toegestaan.

Moors dorpje

Muziek is elastisch

Ze vormt nog altijd mijn basis, maar deze muziek is elastisch. Je kunt haar oprekken. Er iets aan toe voegen. Ze is van alle tijden.” Het is een Spaanse middag. Buiten druilt de regen, maar hier weerklinkt de muziek, vloeit de wijn en praten mensen luidruchtig met elkaar.

We duiken San Miguel in. Een zigeunerwijk. Tot ver in de jaren vijftig maakte Flamenco deel uit van het dagelijkse leven in Spanje. Iedere gebeurtenis, bruiloft of geboorte van een kind vroeg om zijn eigen bulería of tango. Wie rijk was huurde zigeuners in om een juerga, een feest, luister bij te zetten.

Zigeuners en payo’s

In Jerez en Cádiz zijn de zigeunerwijken synoniem voor volkswijken. Zigeuners en payo’s, de niet-zigeuners, wonen door elkaar. Flamenco is ook niet voorbehouden aan zigeuners, dat bewees Lola Flores die in deze wijk tussen de zigeuners neerstreek en een beroemde flamencozangeres werd.

Flamencodanseres Cadiz

Vincenta Caldéz is wel een Roma en treedt op in een Marokkaans theehuis. Terwijl het publiek op bontgekleurde kussens van thee of sherry nipt, klinkt de eerste aanraking met de snaren. Het startsignaal voor de zangers om in hun handen te klappen. “Ayyyy” klinkt het.

Flamencodanseres

De danseres staat stil in een hoek. En dan met een paar flinke roffels op de vloer komt ze tot leven. Ze stampt, ze schudt, ze smeekt, ze wervelt over de vloer. ‘Ayyy”, klinkt het nog altijd. Een witte driehoekige sjaal wervelt met haar mee en sluit haar in.

Dan verschijnt ze weer als een bloem die uit de knop komt. “Olé”, moedigt het publiek haar vurig aan. Haar dans vertelt het verhaal van eeuwenlange ontbering en vervolging, maar ook van een kunst die voortdurend verandert. Die overleeft.

“Dit kan niemand je leren”, zegt ze na afloop. “Dit zit al generaties in me.” In San Fernando strijkt gids Ana over het koude marmer van Camárons graf en begint dan met een ijle stem flamenco te zingen. Haar knokkels tikken het ritme op het graf.  Ayyy, zoveel dank voor jullie komst naar de mooie wijk Santa Maríayayy”, zingt ze. Dan stopt ze abrupt. Een traan glinstert op haar wang.

Deze reportage is genomineerd voor de persprijs Proef Spanje  en gepubliceerd in Grande magazine 2014

Tekst: Anneke de Bundel – Beeld: Nicole Franken 

Meer Cadiz en Jerez? Lees ook:

Praktisch:

  • Vliegen op Sevilla of Malaga.
  • Camaróntour de Ida y Vuelta in San Fernando.
  • Eten in Cádiz bij Sopranis Restaurant.
  • Bezoek Torre Tavira met camera obscura.
  • Tapas in Jerez Casa Gabriela.

 

Share at:

3 reacties op “Roadtrip flamenco

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Omdat je van verhalen houdt…

Omdat je wel wil lezen, maar niet steeds wil kijken of er al een nieuw verhaal is. Laat je e-mail achter en je krijgt een nieuw verhaal gewoon in je brievenbus.