“Zenuwachtig”, vroeg hij. “Nee”, antwoordde ik naar waarheid. Ik had geen idee of ik een kans maakte in de afvalrace die al drie dagen aan de gang was, maar ik had geen vrees om mijn verhaal voor een volle zaal te houden. “Jij?”
“Beetje”, zei hij en stak een hand uit die hij horizontaal hield om het trillen te demonstreren. Hij stond links van een pilaar achter in de grote zaal van het hotel. We wachtten op onze beurt. Hij droeg een zwarte coltrui en een zwarte spijkerbroek. In de groene legerpukkel aan zijn voeten vermoedde ik Sartre of op z’n minst een collectie jazz LP’s.
Ik dacht aan een oom die op z’n trouwdag ook z’n hand had uitgestoken om te laten zien hoe ernstig zijn zenuwen de fysiek aantastten. Toen een andere oom beaamde dat het ernstig was en hij zo nooit de ring om de vinger van mijn toekomstige tante zou kunnen schuiven, kreeg het trillen een epileptische omvang. Gelukkig was de oom apotheker en kon hij met wat middelen uit eigen voorraad gedrogeerd worden tot een acceptabel wiebelniveau.
Reisleider in Amerika
Ik werd opgeroepen. Op het podium kreeg ik de opdracht mijn presentatie in het Frans te houden. Ik had geen flauw idee wat cable car in het Frans was. De recruiters blijkbaar ook niet want ik werd aangenomen. Reisleider in Amerika. Toen ik naar buiten liep zag ik de jongen in het zwart. Ook hij was aangenomen.
Vijf maanden later vertrok ik naar New York. Met dertig anderen begon ik aan een maandlange tour dwars door de Verenigde Staten waarin ik gedrild moest worden tot de perfecte reisleider. In New York ontbrak de jongen in het zwart. Twee dagen later, zat hij ineens in de bus. Hij was met een andere vlucht gekomen, vertelde hij, omdat hij niet op een studentenvisum mocht reizen.
Er volgde een maand waarin hilariteit en huilbuien elkaar in een rap tempo opvolgden. Met militaire precisie rolden wij over de grensgebieden van Pennsylvania, Tenessee, the Carolina’s, Louisiana, Texas, New Mexico, Arizona en Utah om uiteindelijk in Los Angeles tot halt te komen.
Architectuur van Brooklyn
Iedere dag werden we naar bed gestuurd met dreigende getallen: 6-7-8. De tijden van wakker worden, ontbijt en vertrek. Vanaf 08.00 uur was je je leven niet meer zeker. Jij kon zo maar de ongelukkige zijn die naar voren moest komen om een kwartier lang te verhalen over de architectuur van Brooklyn in het Duits, de Smokey Mountains in het Frans of de burgeroorlog in het Spaans.
Wie het gebied onvoldoende kende, probeerde zich tevergeefs achter de busstoel onzichtbaar te maken. Falen betekende dat je de volgende dag voorin zat. ‘s Avonds dronken we de vermoeidheid met lokaal bier weg. De jongen in het zwart droeg inmiddels zilveren gympies met reflecterende veters waarmee hij regelmatig in zijn eentje ging hardlopen in een woestijn of op een stuwdam, terwijl wij verbijsterd toekeken.
In de Gilawoestijn van Arizona sloeg de leiding door. Ze hadden ons uit de bus gezet nadat geen van ons samenhangende en bevredigende verhalen had kunnen vertellen over de cactusvegetatie om ons heen. Voor straf moesten wij bij 50 graden hitte de cactussen natekenen en hun namen in alle talen in ons hoofd stampen. Nog altijd schiet ik ‘s nachts zwetend wakker met de woorden Palo Verde en Saguaro. Toen we met een zonnesteek weer naar binnen gingen, stak de jongen met de zilveren schoenen me bezorgd een aspirientje toe. “Je ziet helemaal bleek.”
Los Angeles
In Los Angeles werden sommigen ontslagen, anderen namen ontslag. De jongen in het zwart vertrok voor zijn eerste reis naar de oostkust. Ik zwierf maanden met toeristen door de kloven van de Grand Canyon en de cactusvegetatie van de woestijn.
Het was juli toen het hoofdkantoor besloot mij op een lange reis langs de oostkust te zetten. Bij aankomst in New York belde ik vanaf de receptie een oud vriendje met de vraag of hij zin had samen te gaan eten. Het vriendje, nog altijd op zijn teentjes getrapt omdat ik er een ooit een eind aan had gebreid, stemde toe mits ik dan naar een verre buitenwijk zou komen, want voor mij deed hij geen moeite meer.
Terwijl ik aan de telefoon probeerde los te peuteren hoe ik dan in die verre wijk moest komen, viel mijn oog op het boek met reserveringen. Daar op het witte vel stond de naam van de jongen in het zwart. Ik hing abrupt op en schoof een briefje onder zijn kamerdeur met de vraag of hij soms zin had samen te eten.
New York
Laat ik volstaan met te zeggen dat ik van het eten niets meer weet dan dat de vloeren van het restaurant zwart-wit geblokt waren. Dat de daarop volgende dansvloer van hout was en dat de bellen cognac op het terras van een klein café groot waren. Verder was er nog iets met koffers. Toen ik de volgende dag met mijn bus vanuit New York in Washington aankwam bleek ik een koffer vol zwarte mannenkleding te bezitten. Een telefoontje naar Buffalo bevestigde dat een andere reisleider in het bezit was van veel kleurige rokjes.
Tegenwoordig reizen de jongen in het zwart en ik nog maar met één koffer. Vandaag alweer 35 jaar.
Tekst en beeld : Anneke de Bundel