In Ronda buitelen de verhalen over elkaar. Het decor leent zich er ook voor. Daar op die hoge rots verloren Moorse prinsessen hun leven, beweenden dichters onmogelijke liefdes en waanden struikrovers zich Robin Hood. En Manolla? Die kijkt er al 92 jaar naar de mannen.
“Manolla, noem me toch gewoon Manola”, had de 92-jarige ons de dag ervoor gezegd. We waren op weg geweest om van de oude stad via de smalle straatjes de antieke stierenvechtersarena te bezichtigen. Dat bleek nog niet zo eenvoudig. We moesten een officiële aanvraag indienen bij een raad van wijze oude mannen die helaas om duistere redenen niet bereikbaar waren, dus slenterde we door het Ronda van de 18e eeuw.
Modern Ronda
In Ronda is dat het moderne gedeelte van de stad. Voor een vrijstaand huis verkocht een vrouw groente afkomstig van een vallei aan de voet van de rots. Er volgde een praatje, een glaasje wijn en nog één. Inmiddels was er uit de woning een 92-jarige vrouw verschenen die zich langs haar schoondochter en de groente had gewrongen en zich aan ons voorgestelde: Manola.
Of we de vallei wilden bezichtigen waar de schoondochter met haar man woonde? Manola wilde ook graag mee maar op één voorwaarde: dat we haar ’s avonds op tijd in Ronda zouden afleveren bij de bar van hotel Royal. Daar drinkt ze al zestig jaar met haar vriendinnen een glas tinto de verano: wijn aangelengd met Seven-Up. “En we kijken naar de mannen,” lacht ze ondeugend, terwijl haar schoondochter haar omhoog gekropen rok met een rukje rechttrekt. “En ze roddelen”, vult de schoondochter aan.
En dus zit ik nu onhandig een bak vers geplukte bonen uit hun jasjes te wringen. Verderop schoffelt Manola’s zoon het onkruid tussen de paprika’s weg. Wind geselt de bomen op de heuvels die de vallei omsluiten. “Béquer is mijn lievelingspoëet”, vertrouwt de 92-jarige me toe. Dan sluit ze haar ogen en zegt met een kraakje in haar stem:
“Maar, ach! Die zwaluw die voorbij vloog toen wij samen
genoten van ons wonderschoon geluk,
die ene zwaluw die ons kent bij onze namen,
die komt … nooit meer terug”
Francisco Romero
Ik vraag me af of ze aan iemand denkt. Aan Carlos Cobo Gomez bijvoorbeeld? De man met wie ze trouwde en die al een halve eeuw dood is. De notaris naar wie een straat in Ronda werd vernoemd. Diezelfde straat waar Manola nog altijd woont. Een kronkelstraatje ingeklemd tussen de stierenvechtersarena – waar Francisco Romero de regels voor het Spaanse stierenvechten opstelde – en het mooie parkje Alameda del Tajo. Ik durf het haar niet te vragen.
Ik weet niet of haar lievelingsdichter ooit in Ronda was. Ik vermoed van wel. Hij kwam immers uit de buurt, uit Sevilla. Al was ‘in de buurt’ in de 19e eeuw natuurlijk een rekbaar begrip. Maar Ronda is de stad van de Romantiek en Bécquer de grootste vertolker van die periode waarin schrijvers en dichters door Spanje trokken in hun zucht naar exotisch avontuur.
Romantisch Ronda
Irving Washington, Rilke en later Hemmingway en James Joyce, allemaal kwamen ze naar deze stad. En als ze dan per boot in Cádiz of via Gibraltar aankwamen en per paard of trein richting het noorden trokken, lag daar Ronda. Geplakt op een rots. Badend in doorschijnend licht. En als de mannen dan omhoog keken, zagen ze – daar op die rand – witte huizen die angstvallig hun evenwicht bewaarden. Hier en daar moedige plukjes groen die zich aan de rots vastgegrepen en als tuintjes onder de huizen hingen.
Terwijl hun ogen de rots aftastten op zoek naar een weg naar boven, zouden ze halverwege op een donkere vlek blijven rusten. Zagen ze dat goed? Was dat niet El Tajo? De 500 meter lange kloof die de stad in tweeën rijt en waardoor diep in haar binnenste de Guadalevin stroomt? En ach ja, zie: daar boven! De 98 meter hoge Puente Nuevo. De nieuwe brug. Gebouwd in 1751.
Ze vormt de verbinding tussen het oude Ronda van de Moren met hun medina, hun baden en het nieuwe Ronda van de stierenvechtersarena. Precies naast die brug aan de kant van de Moren ligt Hotel El Poeta, waar wij verblijven. “Wie is de dichter?”, vraag ik de vrouw aan de balie als we inchecken. “Geen idee”, schokschoudert ze. “Maar dit was zijn woonhuis.” Op het terras vol palmen en kwetterende kanaries ontdek ik een plaquette: Pedro Perez-Clotet, dichter van de generatie ‘’27. Een kunststroming in Spanje waartoe ook de cineast Luis Buñuel en de beeldend kunstenaar Salvador Dalí behoorden.
Als we ’s avond van de vallei terug naar de stad rijden, loeit de wind nog altijd. Ze glijdt onder de auto als een boosaardig beest en voert geluiden mee. Als we de weg omhoog zwoegen naar de stad draagt de wind zelfs het verdwaalde gekukel van een haan mee.
Kun jij ook gedichten van Perez-Clotet opzeggen, vraag ik Manola. “Ha Clotet. Dat was een vriend van mij en mijn man. Zijn woonhuis herbergde één van de mooiste bibliotheken op het gebied van poëzie van Spanje.
Vroeger gingen we samen uit. Met hem ging ik altijd dansen, maar zijn gedichten? Nee die ken ik niet uit mijn hoofd. Eerlijk gezegd vond ik hem een betere danser dan dichter.”
Moren en Mondragon
Wie de lagen van Ronda’s geschiedenis afpelt, komt tal van volkeren en hun verhalen tegen. Zoals die van de Moren. Vanaf 713 heersen ze 700 jaar lang over de stad. Ze versterken de muren, leggen baden aan, bouwen moskeeën en paleizen en de eerste brug over de kloof.
Er voert een kronkelpad vanaf het veld vanwaar de dichters en schrijvers naar de stad opkeken langs de klif naar boven. Langs uitbundig bloeiende, metershoge agaven, schijfcactussen en witte schermbloemen. Eenmaal boven wachten restanten van die Moorse wereld je op. Zoals het paleis Mondragon en de Arabische baden. De tuinen om de baden bieden een prachtig uitzicht op de omringende vallei.
Iets verder ligt la casa del rey Moro, het huis van de Moorse koning. Dat huis is er niet meer, wel het paleis dat later werd gebouwd en uitkijkt over de kloof. In de tuinen is een loungecafeetje ondergebracht met zicht op de kloof en de hangende tuinen, de Jardines de Cuenca, aan de overkant. Heel bijzonder in de tuin is de Mina.
Het verhaal gaat dat de Moorse koning Abomelik vernam dat zijn geliefde verdrietig was omdat ze niet kon baden in het kristalheldere water van de Guadalevín dat 175 meter lager door de kloof stroomt. Hij gaf zijn slaven opdracht een tunnel, la Mina, te graven tot aan de rivier. Iedere dag werd er een tree gegraven en aan het einde van het jaar kon zijn geliefde Galiana zich baden. De waarheid is dat er niet 365 maar slechts 236 treden. En nog altijd kun je naar beneden afdalen. Een mooie gelegenheid om de kloof van dichtbij te inspecteren.
Struikrovers en stierenvechters
Ronda trok niet alleen kunstenaars aan, de stad was ook aantrekkelijk voor struikrovers, stierenvechters en flamencodanseressen. De struikrovers, bandolero’s, genaamd waren veelal uitgebuite boeren uit de bergen rondom Ronda. Vanuit het zuiden overvielen ze postkoetsen en ruiters op weg naar de stad op de rots. “Hoewel ze de rijken bestolen, hadden ze niet zoveel weg van Robin Hood”, zegt Jesus Gonzalez die het museum van de bandalero’s in de oude stad runt. “Ze stonden niet bekend om hun vrijgevigheid aan de armen, wel om hun gewelddadigheid.”
Een legendarisch figuur wil hij me niet onthouden. “Diego Corriente, een man vol humor. Viel postkoetsen aan en liet de rijken eerst de veters van zijn rijglaarzen strikken voor hij ze beroofde. Helaas voor hem is hij al op 21-jarige leeftijd ter dood veroordeeld.”
Ronda Romantica
Deze bonte stoet die tijdens de Spaanse romantiek Ronda kleur gaf wordt jaarlijks herdacht tijdens het Ronda Romantica festival als de stad driedagen terugkeert naar het verleden van de dichters en de struikrovers. Maar ook in de verhalen, namen en beelden van de stad leeft het voort. Zoals de Moorse koning die treurt over de dood van zijn dochter. Gezeten op een stenen bankje bij de toegangspoort naar de nieuwe stad, keek hij vanaf dit bankje Sillón del Moro genaamd over de door bergen omzoomde velden. Het was hier, aan de rand van de kloof, dat zijn dochter samen met haar christelijke minnaar de kloof in sprong toen soldaten in opdracht van haar vader de geliefde probeerden te vermoorden.
Als we de stad binnenrijden is de wind afgenomen maar worden we andere geluiden gewaar: gerommel. Het blijken trommelaars die een processie opzwepen. Vrouwen met zilveren toortsen en mannen verkleed als struikrovers steken de brug over naar de Plaza de España. Misdienaren in lange witte jurken slingeren verwoed met de wierookvaten. “We komen te laat voor mijn afspraak”, sputtert Manola als we stapvoets achter de processie rijden.
Ik had me van hotel Royal iets voorgesteld van vergane glorie en rood pluche, maar als we de 92-jarige afzetten blijkt het een café met veel spiegels en ongenadig hard neonlicht. Obers, ruim de 60 gepasseerd met woeste bakkebaarden dragen de tinto de verano’s aan voor Manolla en haar twee vriendinnen aan wie wij uitgebreid worden voorgesteld. “Waar zijn de mannen?”, vraag ik, “naar wie je kijkt?” Vanavond is het wat magertjes geeft Manola met een blik op de obers toe. En dan zwaait ze met enige dramatiek haar handen in de lucht. “Ik hou van zo feesten en van het leven!”
Moorse koning
Als ik ’s avonds nog even plaats neem op de stoel van de Moorse koning en over de vlakte naar de besneeuwde bergen kijk, staat er plotseling een oude man naast me.
“Weet u dat de romantiek in Ronda altijd binnen handbereik is” zegt hij raadselachtig. “Kijk die boom achter u, met die grote bladeren, dat is de Arbol del Amor, de liefdesboom, vanwege de hartvormige blaadjes. Romantisch hè, Ronda!”
Tekst: Anneke de Bundel – Beeld: Nicole Franken
Dit verhaal kwam tot stand in opdracht van Turismo Ronda.
Meer Ronda? Lees ook:
Ronda Praktisch
Slapen
- Vakantiehuis bij Ronda
- Hotel el Poeta, een pittoresk hotel in een oude villa in de oude stad
Eten
- Carmen de la Ronda: probeer de koude witte knoflooksoep (Ajo blanco)
- Pedro Romero
Doen
- Maak een rondwandeling langs de kloof. Buro toerisme Ronda verstrekt meerdere routes.
- Maak een tocht langs de witte dorpen in de omgeving van de stad.
- Als witte dorpen te wit zijn, er is ook een blauw dorp Juzcar. In een poging toeristen te trekken hebben de dorpelingen hun huizen smurfenblauw geschilderd en hun dorp tot smurfendorp uitgeroepen.