Na een vertraagde nachtvlucht en een urenlange rij voor de Israëlische immigratiedienst, arriveer ik in Nachlaot. Een wijk in Jeruzalem met een wirwar van scheve huisjes die met waslijnen op een heuvel zijn vastgesjord. En, zo ontdek ik al snel: een paar Israëlische gebruiken om rekening mee te houden.
Onder de wol in Jeruzalem
Voor vertrek wijst hij op Shimi. “Kat”, vertaalt hij nog even voor alle zekerheid. Verder demonstreert hij nog de technische aspecten van de woning: een knop die omgezet moet worden als ik warm water wil (niet moeilijk), een fraai espressoapparaat als ik koffie blief (heel moeilijk).
En dan ben ik alleen met de pienter kijkende kat. In de slaapkamer flankeren bescheiden schemerlampjes het bed en er is een heuse kleerkast voor mijn garderobe, ware het niet dat die nog in een zoekgeraakte koffer rondzwerft. Het bed lonkt, even overweeg ik onder de wol te kruipen. Vreemd is wel dat het bed is opgemaakt met eerst een deken en daarna een laken.
Lokaal Israëlisch gebruik
Vreemd? Daar is niets vreemds aan, zal Idan een dag later uitleggen. Eerst een deken is toch veel warmer? Van de heren mag ik de keuken gebruiken, dus ga ik los op het luxe espressotoestel. Voor ik de neiging krijg uitgebreid koekjes te bakken, ontdek ik een doos vol driehoekige baksels die onze gastheer als geschenk voor me heeft achter gelaten.
De oren van Haman, heten de koekjes, en verwijzen naar de verrader Haman, die het op de joden gemunt had maar het onderspit moest delven. Nog altijd vormen de koekjes het symbool voor de verslagen vijanden van het Joodse volk tijdens het Poerimfeest.
Het blijkt onmogelijk koffie aan het apparaat te ontfutselen. Wijn dan maar. Op het balkon van de slaapkamer.
Ik gluur naar de buren die eveneens van de zon genieten. Of zijn ze het net als ik ook toeristen?
Chassisidim
Nippend van de koosjere wijn kijk ik uit over de straat. Mannen op weg naar hun werk, aktekoffertjes stijf onder de arm. Weldra snelwandelt mijn eerste ultraorthodoxe Chassidim voorbij. Aan de andere kant van de woning, voorbij het benzinestation ligt de Knesset in een park tegen een heuvel. Ervoor spelen meisjes in schooluniform met hoofddoekjes trefbal. Soms raken ze verstrikt in hun lange rokken en vallen voorover in het gras.
In de bunker huist premier Benjamin Nethanyahu. Terwijl ik mijmer, klinkt er ineens een brullend alarm. Zo’n maandag-eerste-dag-van-de-maandalarm. Alleen is het zondag en een onbestemde elf uur twintig. Een aanslag op de markt? Op Nethanyahu?
Kelder
Wat moeten ik trouwens in zo’n geval? “De kelder?” gok ik. Maar waar is de kelder? Behalve de verdieping onder me, is er niets dat op een kelder wijst. Het scherm van de telefoon licht op. Bericht van Idan: Israelian schooldrill no need to hide under the table. Aha onder de tafel. Ik duik onder de salontafel, de enige tafel die het appartement rijk is. Opgelucht ontkurk ik nog een fles. Ik ben tenslotte veilig.
Veilig schuilen
‘Op de trap”, zegt mijn gastheer ‘s avonds als ik voor alle zekerheid toch maar even vraag waar ik moet schuilen bij een echt alarm. ‘s Avonds duik ik tevreden in mijn bed. Die eerste dag heb ik toch maar mooi overleefd. En het moet gezegd: eerst een wollen deken en dan een laken is heerlijk warm. Als ik het nachtlampje uit doe, zie ik een briefje. Instructies van Idan. Wat te doen bij een bomaanslag.
Tekst en beeld: Anneke de Bundel