Je bent er niet meer. Je gleed uit het leven, en daarmee uit het mijne, op het moment dat ik Madrid, 5 december boven een Sinterklaasgedicht schreef. Op nog geen tweehonderd kilometer van datzelfde Madrid, stopte jij met ademhalen. ‘Het zal nog een paar dagen duren’ had de arts verzekerd en dus ging je gezin een luchtje scheppen. En ging jij ervandoor. Typisch.
Je overleed op de plek waar ik je vier weken geleden achterliet. Een naargeestige betonnen kolos met eindeloze gangen die allemaal eindigden in ruimtes met snoepautomaten waar mensen gefrustreerd tegenaan trapten omdat ze niets vrijgaven: geen wisselgeld, geen snoep. Jij moest er om lachen, want zelf mocht je niks vanwege een darminfectie. Het deed je deugd dat anderen ook niet zonder slag of stoot iets in hun mond konden proppen.
Je kamer keek uit op de landingsplek voor traumahelikopters. Je was vrolijk, maar ik voelde me misplaatst. Jij hoorde hier niet. Jij hoorde tussen de bergen, liggend op de bank, luisterend naar jazz met een peuk smeulend in de asbak.
Dansje
Je maakte een dansje op de gang waardoor de infuuszakken tegen elkaar kletsten. Ik dacht aan de eindeloze dorpsfeesten die we met jouw Renault 4 afgingen en waarbij we dansten tot het eind der nachten. Dat lieg ik, want je hield niet van dansen.
De strikken van je ziekenhuisschort zaten los en ik kon je billen zien. Daar schrok ik van. Niet van die billen, want die had ik vaak genoeg gezien: In Las Batuecas, als we stiekem langs de monniken slopen en ons onderdompelden in de ijskoude putten. In de vallei van Jerte als we onze billen aan de maan toonden of in ons eigen bad in de bergen. Nee, het was het magere vel dat me deed schrikken. Jij, de man die geen maat kon houden. Niet met drank, niet met peuken, niet met vriendschap. Je was beangstigend mager. Er was ineens te weinig jou.
Doodgaan
Je had daar niet mogen doodgaan. Jij, die zo intens van ons dorp in de bergen hield. Is het echt nog maar drie maanden geleden dat we onder de boom in de tuin in zaten? Onder de duizenden vallende sterren boven onze vallei? Jij zag altijd de meesten. Jij kon nu eenmaal nooit maat kon houden.
Je was verbolgen omdat ik gestopt was met drinken. ‘Hoezo mujer? ‘Ik heb mooie wijnen meegenomen om te vieren dat je er bent. Toe, drink een glas!’ Maar ik had ferm geweigerd.
Je was vol leven want je had een knoop doorgehakt, het was mooi geweest. Je had genoeg gewerkt. Je zou niet rijk zijn, maar in dit dorp had een mens niet veel nodig. Er was genoeg voor een goed glas wijn, lekker eten en een jazz-lp op z’n tijd.
Wijn
Godverdomme! Je had nog drie weken moeten leven om elkaar weer te zien. Wat moet ik nou met alle die duizenden sterren boven onze vallei? En die verdomde dozen wijn?
Ik wist toen toch niet dat ik weer zou gaan drinken en jij dood zou gaan.
Tekst: Anneke de Bundel – Beeld: Phil Botha via unsplash
Een hartverscheurend (mooie) ode, Anneke. Moge de wijn doordrenkt zijn van innige herinneringen.
Veel sterkte,
Marion
Dank je Marion.
Herkenbaar Anneke. Voor Lide stierf was ze vel over been geworden. Ooit een mollig meisje.
Ja het is verdrietig te zien hoe onze geliefden steeds meer verdwijnen.
Dank je wel. Net op tijd.
Gisteren een goeie vriendin kwijt geraakt.
Chris
Veel sterkte!