Het Palestijnse dorp Beit Sahour ligt slechts een heuvel verwijderd van de joodse nederzetting Efrat. Nog geen kwartier met de auto. In dat kwartier ligt de conflictueuze geschiedenis van Israëls Westelijke Jordaanoever besloten. Ik verbleef bij een Joods en een Palestijns gezin en sprak over een leven tussen controleposten.
“Ben jij nog nooit in Beit Sahour geweest?”, vraag ik. Sinds ik een week eerder op de Westelijke Jordaanoever ben aangekomen, val ik van de ene verbazing in de andere.
De Westelijke Jordaanoever
De Westelijke Jordaanoever, een langgerekte strook, ter grootte van Friesland. Inzet van een strijd waarvan menigeen het overzicht al lang is kwijtgeraakt, maar die voor de bewoners nog altijd bittere realiteit is.
Tot 1967 hoorde het bij Jordanië maar het werd tijdens de Zesdaagse Oorlog door Israël veroverd. Volgens de religieuze joden bevinden zich hier Judea en Samaria, delen van het door god aan de joden beloofde land.
Joodse nederzettingen
Voor de Palestijnen is dit door Israël bezet gebied en wordt er, ondanks eerdere afspraken, doorgegaan met het bouwen van Joodse nederzettingen op hun land.
De streek is na het geweld van de afgelopen twintig jaar getransformeerd tot een zone met talloze grensposten, militairen, wachttorens en een metershoge afscheidingsmuur langs de groene lijn, de vroegere grens van Israël met Jordanië.
Hoewel het niet verboden is om naar de bezette gebieden te gaan, is het raadzaam dit niet te melden bij aankomst in Israël, zo wordt mij voor vertrek door verschillende mensen ingeprent.
Als ik desgevraagd zou melden dat ik bij Palestijnen verblijf, kunnen ze me het op het vliegveld lastig maken en me urenlang voor verhoor vasthouden onder het mom van veiligheid.
Bethlehem
“Nee”, antwoordt Naomi. “Ik ben daar nog nooit geweest. Vroeger reisde ik heel Israël door maar na het geweld van de Tweede Intifada is het de Israëli’s verboden om naar Bethlehem, Ramallah of Gaza te reizen. De staat kan onze veiligheid niet garanderen, dus mogen we in een aantal steden niet komen.
In theorie mag ik wel naar Beit Sahour, maar dat zou ik niet durven.” Rouwig is ze er niet om. Ze heeft weinig te zoeken in oorden als Gaza of Ramallah, maar voor mij als buitenlander is het vreemd, omdat ik in haar land wel kan gaan en staan waar ik wil.
Beit Sahour
Tenminste, in theorie, want vervoer regelen om van Beit Sahour in Efrat te komen blijkt lastig. Naomi durft mij niet in het Palestijnse Beit Sahour te komen halen. Er is geen openbaar vervoer tussen beide plaatsen, want welke Palestijn moet er nu bij joodse kolonisten zijn? Taxichauffeurs schudden meewarig hun hoofd.
Eentje reageert gepikeerd en vraagt wat ik bij de bezetters te zoeken heb. Maar na enig aandringen, verklaart Hasim zich bereid me er naar toe te brengen. We rijden door Bethlehem en vandaar door kleine slaperige Palestijnse dorpjes. In werkplaatsen langs de weg zijn mannen bezig met het bewerken van hout.
Watertanks
Hier en daar wordt aan een huis geklust. De huisjes zijn wit. Grote watertanks op het dak geven aan dat we in de Palestijnse gebieden zijn waar de watertoevoer regelmatig stokt. Olijfbomen, schapen en hier en daar een kat die in de zon ligt.
Vlak voor Efrat wijst Hasim me op een veld verbrande en ontwortelde olijfbomen. Eigendom van een Palestijnse boer. De nacht ervoor vernield door joodse kolonisten uit Efrat.
Later wijst Naomi me op een verbrand veld aan de voet van Efrat. “Verwoest door Arabieren”, zegt ze, waarbij ze de benaming bezigt die joden gebruiken voor Palestijnen. De olijfboom, het symbool van de vrede, is voortdurend inzet van pesterijen en vernielingen.
Bij de rotonde voor Efrat, vraagt de chauffeur welke ingang ik tot de nederzetting moet hebben. Ik heb geen idee. “Ik probeer die wel” zeg ik en wijs op een hokje met een militair die de ingang bewaakt.
Vredesorganisatie
Ik denk aan de Palestijnse Yasmine die mij tijdens mijn verblijf bij haar thuis vertelde hoe ze ooit per toeval in Efrat verzeilde. Als vrijwilligster bij een vredesorganisatie ging ze met een groep jongeren naar de joodse nederzetting voor een debat over vrede.
Yasmine is christen en de bewaker was er kennelijk niet op bedacht dat christenen tevens Palestijn kunnen zijn, dus werd ze met de rest van het clubje vrolijk doorgewuifd. De euforie was van korte duur. Een orthodoxe rabbi had de groep toegesproken en uitvoerig de toekomst van de Palestijnen uit de doeken gedaan.
Het uitverkoren land
Die lag niet in Israël, liet hij weten. In het uitverkoren land was geen plaats voor Palestijnen, aldus de rabbi. “Ik zat daar en moest zo verschrikkelijk huilen”, vertelde Yasmine me terwijl we op het avondeten wachtten in haar huiskamer in Beit Sahour.
“Ik weet hoe joden over ons denken, maar om iemand het daadwerkelijk te horen zeggen, kwam zo hard aan. Het bizarre was dat de man mij zag huilen, maar niets vroeg. Ik had ook niet geweten wat ik had moeten antwoorden. ‘Ik ben Palestijnse en u heeft het over mij?’ Ik had daar helemaal niet mogen zijn.”
Breken met de regels
Ik word door geen enkele militair doorgewuifd, want Naomi’s woning ligt net voor de bewaakte ingang van de nederzetting. “Is dat niet een beetje vreemd?,” vraag ik. “De hele nederzetting is door hekwerk en bewaking omgeven en dan ga jij er net voor wonen. “Mijn idee van breken met de regels”, schertst Naomi, terwijl ze me meeneemt naar haar huis waar ze met haar man en nog drie van haar zeven kinderen woont.
Later die middag rijdt ze me in haar auto door de nederzetting, die aan een goede buitenwijk van een Amerikaanse stad doet denken. Hier geen watertanks want, tot verbittering van de Palestijnen, kunnen de Israëli’s altijd over water beschikken. Scholen, supermarkten, een bioscoop, olijfgaarden.
Vijandige Palestijnen
Het is er allemaal en toch is het anders omdat het door een hek is omgeven. Een hek dat vijandige Palestijnen moet buiten houden. Van de top van de nederzetting kijken we uit over de vlakte en de heuvel waarop Bethlehem ligt.
De Israëlische schrijver Amos Oz schreef dat er zoveel joden waren die in Israël hun droomland zagen; orthodoxe joden, socialistische joden, seculiere joden, dat het bijna niet anders kon of het moest tegenvallen.
Amerika
Ik vraag Naomi die in de Verenigde Staten is opgegroeid of ze niet gelukkiger zou zijn geweest in Chicago waar ze niet bang hoeft te zijn dat iemand haar naar het leven staat en waar ze kan gaan en staan waar ze wil.
Maar ze schudt haar hoofd. “Hoe gek het ook klinkt, in Israël heb ik het gevoel dat ik thuis ben. In het Hebreeuws wordt dit gevoel geïllustreerd met het woord Aliya dat letterlijk opstijgen betekent en aangeeft dat je naar huis komt naar Israël.”
Christenen
De Rishmawi’s, bij wie ik in Beit Sahour verblijf, zijn ook thuis in dit land. Ze zijn christenen, zoals ongeveer 80 procent van het 12.000 inwoners tellende dorp. Net zoveel als in Efrat.
Thuis drukt moeder Violet me even aan haar borst en verdwijnt dan snel de keuken in om eten te maken. Dochter Yasmine (25) heeft na haar studie tot civiel ingenieur in Ramallah een baan in Beit Sahour gevonden en woont sinds enige tijd weer thuis.
De witte muur van de huiskamer is behangen met foto’s van familieleden. De meesten wonen in het buitenland. Dat geldt ook voor de helft van de zes kinderen van Khalil en Violet. Vooral Canada en de Verenigde Staten zijn favoriet.
“Het leven is hier moeilijk. Er is nauwelijks werk”, verklaart Jasmine. “Het is toeval dat ik hier een baan vond.” Terwijl Violet de salontafel volzet met verschillende soorten hummus, falafel, fatoush salade, olijven van de boom achter het huis en pita broodjes, wijst Khalil op een foto achter ons op de muur. “Mijn voorouders: Palestijnen die hier al eeuwen wonen.
Broeders
Wij stammen af van de christenen uit Bethlehem. Toen de islam rond 634 werd ingevoerd, bleven wij christen. We hebben hier altijd zonder problemen met de moslims samengeleefd. We zijn broeders.”
“Mag jij met een moslim trouwen?”, vraag ik Yasmine, terwijl Violet mijn bord vol schept. Violet van wie ik dacht dat ze geen Engels sprak, schudt verwoedt haar hoofd en lacht op een manier die duidelijk maakt dat ik wel een hele rare vraag heb gesteld.
Al Naq-ba
Ook Yasmine en Khalil moeten lachen. “Niet? Maar jullie zijn toch broeders?” “Jawel”, legt Yasmine uit maar we trouwen niet onderling. Het gebeurt gewoon niet. “Moslims zouden hun kinderen verstoten”, voegt haar vader toe. “En christenen?” “Het gebeurt gewoon niet”, zegt Yasmine.
Tijdens het eten, schetst Khalil de geschiedenis van Beit Sahour vanaf 1948 toen zowel Khalil als de staat Israël het levenslicht zagen. Al Naq-ba, ‘de catastrofe’ is de term waarmee de Palestijnen de geboorte van Israël aanduiden. Terwijl Violet de borden opnieuw vol schept en ons van hete zoete thee voorziet, staat Khalil stil bij de Zesdaagse Oorlog waardoor het Jordaanse Beit Sahour bij Israël kwam.
Oslo-akkoorden
Pogingen tot een overeenstemming te komen tussen Palestijnen en Israëli’s, ketsten na de veelbelovende Olso-akkoorden af. De geweldspiraal die volgde tijdens de Tweede Intifada kostte aan meer dan 2000 mensen het leven.
Israël begon als reactie met de bouw van een afscheidingsmuur en legde aparte wegen voor kolonisten uit de nederzettingen aan om hun veiligheid te garanderen. De leefruimte van Palestijnen als de Rishmawi’s, werd drastisch ingeperkt.
De Muur
Terwijl haar vader vertelt, illustreert Yasmine zijn verhaal door op kaarten aan te wijzen waar ze niet meer mogen komen en hoe afstanden door roadblocks, wegomleggingen en de muur zijn verdriedubbeld in de afgelopen jaren.
In een kast tegen de wand staan huisjes van Delfts blauw, die herinnerden aan de tijd dat Khalil voor zijn werk regelmatig naar Nederland vloog. “Maar daar is een einde aangekomen”, zegt hij schouderophalend, ”zoals aan zoveel.”
Tel Aviv
Nadat in 2002 het Palestijnse vliegveld is gebombardeerd, zijn Palestijnen aangewezen op vliegvelden buiten Israël omdat het hen niet is toegestaan via het nationale vliegveld in Tel Aviv te reizen. Niet dat het voor Khalil veel uitmaakt want zijn busbedrijf kreeg al veel eerder, op 4 januari 1996 de doodsteek, toen Jeruzalem gesloten werd voor Palestijnen waardoor hij ook niet meer op Nablus en Ramallah kon rijden.
“Mijn leven is veranderd in een hel”, zegt hij zachtjes als hij verhaalt over wegversperringen en jonge Israëlische militairen, jonger dan Yasmine, die hem onder schot houden en die niet zullen aarzelen te schieten als ze denken dat hij iets van plan is.
Militair
“Eens reed ik op een weg. Middenin stond een jonge militair met een uzi. Ik wist dat als ik in zijn ogen een millimeter te ver naar links zou rijden, hij zou denken dat ik een terrorist was en hij zonder aarzelen zou schieten. Niemand die achteraf vragen zou stellen. Ik ben tenslotte Palestijn.”
De jonge militairen die Khalid en veel Palestijnen zoveel angst inboezemen, zijn de achttienjarige jongens en meisjes die na hun middelbare school in dienst moeten. Zoals de kinderen Baum. “Het is dubbel”, zegt Naomi later. “Als Israëli’s willen we veiligheid, maar als ouders zien we onze kinderen liever niet gaan uit angst dat ze niet terugkomen.”
Dienstplicht
Als traditionele joden houdt het gezin zich aan de regels voor sabbat en hanteren ze de spijswetten. Ook bij de Baums wordt binnen de religieuze en culturele kring getrouwd. Ze distantiëren zich echter van de zwartgeklede ultra-orthodoxe joden. Het feit dat voor deze jongeren geen dienstplicht geldt, vindt Naomi zwaar te verteren.
“Onze kinderen moeten orthodoxe joden verdedigen, die niet in dienst hoeven om religieuze redenen.” Naomi heeft nog een andere reden om de gevolgen van militaire dienst te vrezen. Als psycholoog krijgt ze veel te maken met getraumatiseerde jonge afgezwaaide militairen.
Hebron
“Vooral jongeren die in Hebron hebben gediend , hebben het zwaar te verduren gekregen. Dat hakt er in”, vertelt ze over de stad waar de aartsvader van zowel joden als moslims begraven ligt en waar vijfhonderd fanatieke orthodoxe kolonisten bewaakt worden door tweeduizend militairen. De dienstplichtigen worden zowel door Palestijnen als door orthodoxe kolonisten beschimpt.
In het onlangs verschenen boek Breaking the Silence, vertellen voormalige dienstplichtige soldaten hoe verveling, angst en groepsdruk hen verleidde tot het martelen en mishandelen van Palestijnen zonder dat ze er iemand ingreep.
’s Avonds nemen Naomi en haar man Mike me mee naar een wijnbar waar in de kelder koosjere wijnen gebotteld worden. Op het terras naast ons strijken verschillende echtparen neer die vloeiend Engels spreken. De getrouwde vrouwen zijn voorzien van een hoed of een hoofddoek, de mannen van een kippah, een keppeltje of een hoge zwarte hoed. Tijdens het eten vertel ik dat Khalil gezegd heeft dat hij moe is van de strijd en graag wil weten welke oplossing zij voor het land zien.
Gelijke rechten
“Wij zijn ook moe”, zegt Naomi’s echtgenoot als hij mij heeft aangehoord. “Wat mij betreft is de één- staat oplossing mogelijk met gelijke rechten voor de Palestijnen. Want het is duidelijk dat dat nu niet het geval is. Maar vergis je niet. Het is nu rustig in Israël. De ervaring leert dat iedere keer dat er gesproken wordt over vredesonderhandelingen, het geweld oplaait.
Als we niets doen, is het rustig. Wij willen vreedzaam samenleven. Maar als de Holocaust ons één ding heeft geleerd is het dat we nooit meer lijdzaam zullen toezien hoe we worden afgeslacht. De realiteit is dat we omringd zijn door landen en volkeren die ons niet gunstig gezind zijn. We hebben geleerd ons te verdedigen. We zijn in 1967 aangevallen en we hebben gewonnen. Dat is het risico van oorlog voeren.”
Jeruzalem
De volgende morgen vertrek ik met Naomi naar Jeruzalem. Ze heeft die morgen, net als iedere morgen een uur gelopen met de buurvrouw. Haar actieradius is de heuvel met prikkeldraad. “We kunnen tot aan de kibutz verderop maar meer is er niet.” Langs de snelweg joggen mannen en laten mensen hun hond uit.
De enige plek waar je verder kunt lopen dan de nederzetting”, verduidelijkt Naomi. Aan Yasmine had ik gevraagd hoe het voor haar in het buitenland is waar haar Palestijnse identiteit geen rol speelt en ze niet verschillende keren per dag gecontroleerd wordt. Terwijl in de hoek van de kamer een Arabisch sprekende commentator verslag deed van de parachutist die de lucht in ging om in vrije val de geluidsbarrière te doorbreken, lachtte ze.
Absolute vrijheid
“Absolute vrijheid. Dat je overal heen mag en niemand je iets vraagt. Ik voelde me eindelijk mens. Weet je, ik zat in de trein in Nederland toen die midden in een weiland stopte. Blijkbaar was er iets mis. Om mij heen grepen Nederlanders massaal hun telefoon, volledig gestrest. Ik pakte een boek. Ik zou wel zien hoe lang het ging duren.
Ik ben er aan gewend dat je niets kunt plannen omdat er oponthoud is of dat je moet omrijden omdat een controlepost ineens gesloten blijkt. Ik was weer even thuis.” Als de parachutist op televisie veilig in de woestijn van Nieuw Mexcio is geland kijkt Khaled ons aan: “Ik vrees dat wij Palestijnen zoiets als die man nodig hebben. Iemand die uit de ruimte komt vallen om ons conflict op te lossen.”
Tekst: Anneke de Bundel – Beeld: Anne Paq
Dit verhaal is ook gepubliceerd in Esta.
Meer Israël en Palestina? Lees ook: