Vroeg of laat, hoe je het ook wendt of keert, struikel je over de tragedie van Røvær; Bij Jan als de koffie al koud is en de zee, buiten de ramen, tegen het eiland spat; bij Vivian terwijl de band langzaam bijkomt van het kerstdiner. Of zoals nu, op het late middaguur bij Ingrid.
Het is guur buiten. De novemberregen valt al sinds de vroege morgen. Windvlagen slaan genadeloos op de vissersboten en laten de ijzeren ringen rinkelen en de touwen klapperen.
Eiland Røvær
Voorzichtig kloppen we op de deur van een woning aan het einde van een pad. “Velkommen!”, klinkt het vanuit de ingewanden van het houten huis. Een kleine blonde vrouw doet open. Ingrid.
Ze werd zo’n 65 jaar eerder geboren op Røvær. Het eiland van haar hart dat ze desondanks als tiener de rug toekeerde. “Wie niet vist, had hier immers weinig te zoeken.” Ze schenkt koffie in op de tafel voor het raam. Erachter ligt de zee. Verraderlijk kalm. Maar iedereen op het eiland weet dat schijn bedriegt.
De dochter van de Viking
Ik huiver in mijn dikke trui. Binnen bij Ingrid is het warm. Te warm. Ik zie hoe de fotografe wegdoezelt op een stoel tussen de nog onuitgepakte dozen. Na een leven vol omzwervingen is de voormalige schooljuf voorgoed terug in haar ouderlijk huis.
Zij, de dochter van de laatste Viking. Haar vader had zich op het eiland genesteld als vuurtorenwachter nadat hij haar moeder het hof had gemaakt met hetzelfde vuur waarmee hij de bakens aan zee verlichtte.
Voorbij de contouren
Ingrid vertelt over een leven voorbij de contouren van het eiland: Haugesund, Oslo, Amerika. “Daar lag de wereld. Wie verder wilde leren, trok weg. “Je ging je op je dertiende het huis uit, naar het vasteland.
Het kon niet anders, er ging maar drie keer per week een ferry. Het leven was zwaar hier. Het gemeenschapsgevoel was groot, maar een gemeenschapsleven ontbrak. “De mannen waren op zee of tot laat aan het werk op hun boten. De vrouwen bestierden de rest.”
Haugesund
En nu is ze, zoals ze het zelf zegt: “Back to the end of the road.” Er is veel veranderd, constateert ze. “De ferry vaart tien keer op een dag naar Haugesund. “Je kunt ’s morgens naar school en ’s middags weer naar huis. Je kunt een baan hebben op het vaste land en toch op Røvær wonen. Het eiland is ook aantrekkelijk geworden voor wie niet van de vis leeft.”
Het gesprek valt stil en dan volgt de onvermijdelijke vraag: “Hebben jullie gehoord van de ramp van Røvær?” We knikken. Een tragedie, zo heftig, dat ze een eeuw later nog na-ijlt.
De ramp van Røvær
Aanvankelijk dachten de fotografe en ik dat het om een recente scheepsramp ging. ‘Røvær, het eiland van de zwarte weduwen’, luidde de titel al in ons hoofd. Wij zagen slechts penseelstreken. De details kwamen later. Van de eilandbewoners, keer op keer verteld.
Ingrid knabbelt even van een wafel en vertelt dan haar versie. Die begint met een sterfgeval. Een vrouw, een nog jonge moeder, wordt ziek en overlijdt. Omdat er op het eiland geen begraafplaats is, moet de familie voor de plechtigheid met de boot uitvaren naar het vasteland.
Een orkaan
De kersverse weduwnaar, Engel Olsen Lande, neemt vier van hun kinderen mee in de boot voor de begrafenis. De jongste opvarende, Inger, is pas acht. Vijfentwintig andere eilandbewoners vergezellen de weduwnaar.
Op de terugweg van de begrafenis steekt een hevige storm op. Een orkaan met een windsnelheid van meer dan 110 kilometer per uur zwelt aan en raast over zee. De houten boot werd een speelbal. Ze maakten geen schijn van kans. Het moet snel zijn gegaan.
Vrijdag de 13e
Het is vrijdag 13 oktober 1899, als de tijd op Røvær tot stilstand komt. In Noorwegen sterven die nacht 141 vissers. Op Røvær blijven twaalf vrouwen en zesendertig kinderen jonger dan veertien achter. Zonder vader. Zonder man.
“Die ramp” zegt Ingrid, “is in onze ziel geëtst. Ieder huishouden verloor die nacht geliefden. Het heeft ons getekend.”
Verbroederd door de ramp
Na de ramp is er de bittere noodzaak elkaar te steunen, kinderen in huis te nemen, te delen wat je bezit. “Die verbondenheid, die is tot op de dag van vandaag in de gemeenschap doorgesijpeld. Die maakt Røvær tot wat ze is. Een eilandgemeenschap die hecht is. Verbroederd door de ramp.”
“Een ideale gemeenschap”, had Jan, het voormalig hoofd van de lagere school, ons eerder gezegd, “heeft zo’n 150 inwoners.”
De ideale gemeenschap
Was dat wat Røvær was? De ideale gemeenschap? Is deze gemeenschap van 114 mensen verspreid over houten huizen op een rots in zee precies goed? En is een ramp een voorwaarde voor de verbondenheid van zo’n gemeenschap? En wat te denken van de smalle toegang, een minifjord, waardoor het lijkt alsof je een geheimzinnig land binnenvaart?
Een land met een handvol schapen, en een enkele koe, wat krabben in een bak op de kade. Geheimzinnige kerstbomenbosjes, die de eilanders onkruid noemen. Een bunker met uitzicht over zee waar je op de vloer nog de laatste peuken van de Duitsers bezetters vermoedt.
Toeval
En het enige gemotoriseerde vervoer bestaat uit de tractor van Sigurd en het elektrische autootje van Tordis. Is dat het? De ideale gemeenschap?
Ik ontmoet Jan per toeval. Voor zover je van toeval kunt spreken, op een vierkante kilometer rots doorsneden door fjorden. Ik ben op zoek naar de voormalige eilandwinkel van Vivian. En hopeloos verdwaald.
Kerstboombosje
Door zijn grillige vorm, talloze inhammen en heuvels wekt het eiland de indruk veel groter te zijn. “Voor de school links, een smal weggetje in, door een kerstboombosje, dan neem je een pad dat je eigenlijk geen pad kunt noemen naar beneden en sta je voor ons witte huis”, had Vivians man de avond er voor gezegd.
We hadden aan tafel gezeten in het Sjøhus, een botenhuis aan het water, dat nu als gemeenschapshuis dient. Een avond in november en we vierden kerst. “Een Noorse traditie”, had Randi me van te voren bericht. Ik had niet zeker geweten of de traditie het kerstdiner of de maand november betrof.
Noorse traditie
“Je moet je eigen drank meebrengen”, had ze er nog achteraan geappt. De fotografe en ik, onbekend met de Noorse traditie van kerstvieringen in november, waren met een plastic tasje gemberbier gearriveerd. De enige alcohol die legaal te koop was op het eiland.
Jaloers hadden we de flessen wijn van de anderen gemonsterd. Was het niet vreemd voor een eiland met zoveel gemeenschapszin dat een diner niet vergezeld ging van drank voor iedereen, had ik later gevraagd aan mijn tafelheer, Thor, die op de ferry werkte.
De wetten van het vaste land
Maar de eilandbewoner had zijn hoofd geschud. “Alcohol verkopen in het Sjøhus mag niet”, betekende dat. “Maar wie controleert dat?” vroeg ik. Op de meeste eilanden spuugden de bewoners op de wetten van het vasteland.
Maar Noren zijn Noren en die hadden meewarig hun hoofd geschud. “Dat doet er niet toe, je wil mensen niet tegen je krijgen”, had Thor uitgelegd. “Er is altijd wel iemand die de boel verlinkt.” Verlinkt? In deze verbroederde gemeenschap?
Drank
Het ligt dus niet aan de drank dat ik twijfel als ik de volgende morgen zowel een pad naar links als naar rechts ontwaar dat naar een kerstboombos leidt. Voor de zekerheid had Vivians man gezegd dat ze aan de zuidkant wonen. Maar ik weet niet wat de zuidkant is.
Ik gok rechts, kruip door een bos en klopt aan bij een wit houten huis. De oudere vrouw die opendoet is in geen geval de blonde Vivian die ik de avond ervoor heb gezien. Ze begrijpt ook niet zo goed wat ik daar druipend van de regen op haar stoep doe.
Eilandfilosofie
Dus roept ze haar man Jan erbij. Voor ik het weet sta ik met een kop koffie over zee uit te kijken en te proosten op hun 60-jarige huwelijk. Dan volgt de onvermijdelijke vraag: “Heb je gehoord van de ramp van Røvær?”
Drie generaties lang bestierde Jan de school op het eiland. Diezelfde school waar Ingrid tot haar dertiende les kreeg.
Jan heeft een filosofie over eilandengemeenschappen en die luidt als volgt: “Met 150 mensen heb je een gemeenschap met de potentie om elkaar te helpen waar nodig. Je hoeft ze niet aardig te vinden, als je maar van ze houdt. Net als bij je familie.
Leraar
Dat wil niet zeggen dat je hele dagen boven op elkaar moet zitten. Vergelijk het met het strand. Daar ligt iedereen boven op elkaar, maar toch bewaken ze allemaal hun eigen stukje en bemoeien ze zich met zichzelf.”
Sigfrid en Jan zijn 80 en 82 jaar. Hun kinderen wonen op het eiland. Hun kleindochter bestiert de winkel aan de kade. Maar ze zijn niet geboren op Røvær. Jan kwam hier als leraar in 1959. Aanvankelijk tijdelijk.
Rampspoed
“Ik moest erg wennen”, zegt Sigfrid. “Er was hier niks, geen wc, geen douche. ‘Jan’, zei ik, ‘ik wil hier acuut weg.’ Maar het waren de mensen die me hier hielden. Iedereen was zo warm, zo aardig. ‘Blijf toch’, zeiden de mensen en ik dacht: ik blijf.”
Jan: “Door de tragedie hebben we geleerd voor elkaar te zorgen. Generatie na generatie wordt dat doorgegeven. Bij rampspoed ontdek je pas de sterkte van een gemeenschap. Ze stappen over banaliteiten heen. Dat wij niet van het eiland kwamen was niet van belang.”
Buitenlanders
Ik moet denken aan iets wat Randi eerder zei toen ik constateerde dat er voor een kleine gemeenschap veel buitenlanders op het eiland wonen: IJslanders, Chilenen, Duitsers. “Waar mensen vandaan komen is niet van belang. Als ze maar voor het eiland willen inzetten en ervan houden.”
Sigfrid kijkt door de ramen van hun huis. Overal is de zee. Waar geen ramen zijn, bedekken boeken de wanden. “We lezen veel”, zegt Jan. Net als Ingrid. Heb je al met Ingrid gesproken?” “Er was geen mooier man op het eiland dan haar vader”, zegt Sigrid met een ondeugende grijns en geeft een klopje op mijn hand.
Van de zee houden
Dan staat ze op. Doet een pak servetjes en een kaars in een zakje. “Hier voor jou”, zegt ze dan, terwijl Jan zich in een regenpak hijst. Hij grijpt een zaklantaren en gaat me voor op een klein glibberig paadje.
Voor de deur van Vivians huis houdt Jan stil. “Als je op een eiland woont, moet je respecteren dat mensen anders zijn. Je moet mensen tolereren én van de zee houden.” Dan geeft hij me de zaklantaren. “Het wordt snel donker hier.”
Haringvangsten
Vivians huis was ooit de winkel van het eiland. Van hieruit werden alle schepen bevoorraad in 1880. De tijd van de grote haringvangsten. Toen je nog springend over de aangemeerde boten de overkant van het fjord kon bereiken. Nu is het fjord leeg en het huis een privémuseum.
Binnen reikt Vivan me een kop koffie aan. Aan de eettafel zitten de Rock Mecanics, wier snoeiharde versie van All along the Watchtower het gisteren tijdens het kerstdiner nog opnam tegen de bulderende wind.
Gemberbiertjes
Ze zien wat witjes na een kerstdiner waarbij ze duidelijk meer dan een gemberbiertje dronken. Als we voor een wand met foto’s van haar voorouders staan, wijst Vivian op haar grootvader. Hij was te arm om hier te blijven en vertrok naar Amerika. Heb je gehoord van de tragedie van Røvær?”
Weer buiten loop ik terug naar het centrum, langs de basisschool met de negen leerlingen. Door de grote ramen zie ik hoe ze achter computers zitten, terwijl een drietal docenten hen begeleidt. “De aanwezigheid van een school is belangrijk”, had Randi gezegd. “Zonder school vestigen zich hier geen jonge ouders.”
Rock Mecanics
Ik zie de ferry van 11 uur het fjord binnenvaren. Ik zwaai even naar Thor, mijn tafelheer van de avond ervoor. Nog geen 24 uur eerder ben ik met diezelfde ferry gekomen. Samen met de Rock Mecanics, die vanaf de kade hun instrumenten over de loopplank tilden.
Thor had ons welkom geheten. Hij was een eilandman. Afkomstig van de Lofoten. “Als puber weet je niet hoe snel je van een eiland af moet komen. Nu ben ik zelf vader en heb weer voor een eiland gekozen”, had hij gelachen.
Haugesund
Terwijl hij sprak dreef Haugesund langzaam uit het zicht en maakte plaats voor louter zee. Een nukkige zee. Een bekken was oorverdovend door de deinende boot gerold. Na deze drumsolo was de zee weer bedaard en voer de boot een nauwe inham bekleed met autobanden binnen. Ik zag kleine houten huisjes op de flanken. Wit en rood.
Op de kade had Randi ons opgewacht. Net als Jan heeft Randi een filosofie over een kleine eilandgemeenschap. Haar filosofie is die van het laveren tussen eilandbewoners en weekendgasten.
Fjord Suggevågen
“De eilandbewoners willen graag vooruitgang”, zei ze terwijl ze ons was voorgegaan over een glibberig pad langs het fjord Suggevågen. Naar ons tijdelijke onderkomen boven een schuur vol visgerei. Het staat zo pal aan het water dat het een woonboot lijkt. Meeuwen scheren door de grijze lucht.
“Er moet economische zekerheid zijn op een eiland. Dat gaat niet altijd samen met de mensen die hier een tweede huisje hebben”, had ze gezegd. “Voor hen is dit het paradijs, de idylle die bij voorkeur niet verstoord moet worden, maar soms is verandering nodig om het leven op een eiland rendabel te maken. En dat kan botsen.”
Voorzieningen
Er kwam er een brug die de twee rotsen waaruit het eiland bestaat verbindt, een hotel en een museum waarin de tragedie van Røvær levend wordt gehouden.
Randi zou graag zien dat meer van de dertigers met wie zij opgroeide terugkomen. “Vaak geven ze als reden dat hier geen voorzieningen zijn. Maar die heb je binnen een half uur met de ferry. Alsof ze op het vasteland allemaal naast de pizzeria en de bioscoop wonen.”
Zeewierboerderij
Aan de overkant van het fjord staat een groot wit huis, met meerdere boten voor de deur. Het ouderlijk huis van Randi. Nu woont haar broer hier met zijn Duitse vrouw. Er kwam een boot op ons af.
Twee vissers in oliepakken, familie van Randi, namen ons mee over het fjord. Naar Duitse Joke. Een fjord verder is ze een zeewierboerderij begonnen. Al is boerderij wellicht een wat ruim begrip voor drie geïnjecteerde lijnen vol wier.
Moderne initiatieven
“Zeewier is goed voor het milieu”, vertelde Joke nadat we in het fjord aankwamen. “Al die zuurstof die ze aanmaken, kleine vissen die er zich tussen kunnen verschuilen en zeewier is heel gezond.”
Desondanks staat niet iedereen op het eiland te springen om haar moderne initiatieven. De rechterkant van het fjord is voorbehouden aan vissers die hier hun aas mogen kweken en er hun vangst levend kunnen houden, al kan niemand op het eiland zich herinneren dat het ooit werd gedaan. Toch ondervindt Joke tegenstand van de traditionele visserij.
Noorse koning
“De zaak ligt nu bij de Noorse koning voor arbitrage.” Niet dat dat haar hoopvol stemt. Eerder had ze ook al met de koning te maken gehad. “Ooit schreef ik hem een brief waarin ik mijn afschuw uitsprak over de vangst van walvissen. Heeft hij ook nooit beantwoord.”
Terug op het eiland, liep ik door naar het huis van Randi’s oma Tordis. Tordis is net als Jan naar Røvær toe gekomen om les te geven. En werd verliefd op een visser. “Dit eiland is bijzonder vanwege de tragedie”, zegt ze, terwijl ze koffie inschenkt.
Dugnad
“Er waren zo weinig mensen over dat we elkaar nodig hadden. Er is een Noors woord ‘dugnad’. Het betekent vrijwillig. Elkaar helpen met klussen zonder er voor betaald te worden. Dat is nog altijd zo.”
Tordis wees op een ander gevolg van de tragedie. “De strenge moraal van het vaste land was hier minder drukkend. Na een tragedie maak je je niet druk over banaliteiten. Dat uitte zich in opvattingen die hier ruimdenkender waren. Over seksualiteit bijvoorbeeld. Hier deden ze niet al te moeilijk over een zwangerschap voor het huwelijk.”
Banaliteiten
Is dat zo? Maken de eilanders zich niet druk over banaliteiten? Maar wat is het tegenwerken van drie strengen zeewier dan?
Als we van Ingrids huis teruglopen naar de ferry struikel ik over het stenige pad. Als ik weer opgekrabbeld ben, valt m’n blik op een monument. Dertig namen onder elkaar. De tragedie van Røvær gebeiteld in steen.
Tekst: Anneke de Bundel – Beeld: Nicole Franken
Deze reis was niet mogelijk geweest zonder de hulp en inspanning van Innovation Norway en Cherrylab
Hoe kwamen wij in Røvær?
- Met KLM naar Stavanger
- Met Avis naar Haugesund
- Ferry naar Røvær
Waar slaap je in Røvær?
Meer over Noorwegen? Lees ook:
Wat wij lazen voor deze reis:
- De Noorse liefde van W.F. Hermans, Karin Anema
- Nooit meer slapen, W.F. Hermans